Video: Pleegmoeder Analyse Model geeft veel nieuwe inzichten
Hoeveel biggen een zeug voortbrengt is naast de genetica sterk afhankelijk van de conditie van de zeug en dus van het voermanagement op het bedrijf. “Waar op het ene bedrijf gemiddeld 15 biggen per toom worden geboren, zijn dat er op een ander bedrijf misschien wel 18”, signaleert Lemmens. Die grote verschillen hangen ook samen met het aantal pleegzeugen dat eventueel nodig is om de biggen groot te krijgen. Lemmens: “Een praktische managementtool om de biggenstroom in de kraamstal goed in kaart te brengen is ons ‘Pleegmoeder Analyse Model’, oftewel ‘PAM’. Dit model brengt de complete biggenstroom door de kraamstal nauwkeurig in beeld. Van het aantal biggen per zeug, het overleggen, hoeveel biggen er bij een pleegmoeder worden gespeend tot aan de werkelijke speenleeftijd van de biggen. Allemaal handvaten om het management in de kraamstal verder te verfijnen. Daarnaast monitoren we met het PAM perfect de effecten van de aanpassingen die wij doorvoeren.”
Ieder bedrijf is anders
“Er is niet één oplossing voor iedereen”, weet Frank van de Pas uit de praktijk. “Waar het ene bedrijf beter af is met minder pleegmoeders, moet het andere bedrijf, voor het beste rendement en welzijn van de biggen, juist meer pleegmoeders maken.” De zeugen/biggen-specialist haalt een praktijkvoorbeeld aan waar de zeugen via het PAM-model gedurende vier rondes zijn gevolgd. Van de Pas: “Hieruit kwam naar voren dat het percentage pleegmoeders flink omhoog moest. Van 6 naar 12%. Het resultaat: de uitval daalde en het aantal gespeende biggen per worp ging omhoog. Daarnaast ontstond er veel meer rust rondom de zeugen in de kraamstal. Dit zorgde ervoor dat er meer en betere biggen bij de eigen moeder konden worden gespeend. Ondanks meer pleegmoeders nam het rendement flink toe.”
Ruim één big per worp meer
In dit praktijkvoorbeeld werd er ook voor gekozen om ‘boventallige’ biggen eerder naar een pleegmoeder over te leggen. Lemmens: “Zodra een big voldoende biest heeft gehad, kan deze gerust naar een pleegmoeder. Ik streef ernaar om ‘boventallige’ biggen binnen 12 uur na de geboorte bij pleegmoeders onder te brengen en in ieder geval voordat we de nacht in gaan.” In dit voorbeeld zorgde het sneller overleggen van biggen naar meer pleegmoeders ervoor dat er gemiddeld 1,2 biggen per worp extra werden gespeend. Van de Pas: “Maar er zijn meer voordelen. Er ontstaat rust in de tomen, waardoor de zeug in haar ritme blijft, de melkgift niet wordt onderbroken en de biggen rustig en veel kunnen drinken. Dit komt zowel de groei als de uniformiteit van een toom ten goede.”
Meer vitale en gezonde biggen met het Pleegmoeder Analyse Model
Wil je in de toekomst graag op de hoogte gehouden worden van studiebijeenkomsten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Frank van de Pas of René Lemmens
Tekst: Frank van de Pas, René Lemmens
Beeld: Voergroep Zuid
Bron: Voergroep Zuid