ABN-AMRO over CO2-voetafdruk: ‘Wie wacht op wie in de varkensketen?
Retailers hebben concrete doelen gesteld voor verlaging van hun voetafdruk. Zo wil Albert Heijn 45 procent minder CO2 uitstoten in 2030, en dat heeft gevolgen voor de gehele aanvoerketen. Daarnaast moeten grote bedrijven, waaronder retailers en slachterijen, voldoen aan de Europese richtlijn Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Dit is een richtlijn waarin staat dat steeds meer bedrijven vanaf 2024 verplicht worden te rapporteren over hun impact op de mens en op het klimaat.
Met andere woorden: deze grote bedrijven zijn direct afhankelijk van hun leveranciers voor hun CO2-voetafdruk. Om een gereduceerde CO2-voetafdruk te rapporteren voor varkensvlees moet een retailer dus varkensvlees kopen dat een gunstige CO2-voetafdruk heeft. Door deze afhankelijkheid kan de positie van de varkenshouderij versterkt worden, mits de varkenssector zelf de regie neemt over CO2-voetafdruk en data. Dat was één van de conclusies van aanwezige varkenshouders op het seminar.
Kansen en belemmeringen
Tijdens het ABN-AMRO seminar, dat een vervolg was op de publicatie 'Het varken als het ultieme kringloopdier’, bleek echter dat er geen concrete acties worden ondernomen. Niet door de grote bedrijven of de varkenssector. Toch liggen de kansen voor het oprapen, vindt de ABN-AMRO directeur Agrarische Bedrijven: „Op het seminar gingen varkenshouders, slachterijen, voer- en voedingsmiddelenbedrijven, onderzoekers en retailers met en elkaar in gesprek over de ambities, de kansen en belemmeringen die zij zien bij het gebruik van voedselresten en verlagen van de voetafdruk. Het varken is bij uitstek geschikt om reststromen van de voedingsmiddelenindustrie en retail te benutten, en dat gebeurt al volop. Bijna de helft van het rantsoen van het Nederlandse varken bestaat uit rest- en nevenstromen en er is ruimte en noodzaak voor vervolgstappen.”
Zo staat de Nederlandse mengvoerindustrie bol van kennis over grondstoffen en voeding en Berntsen is van mening dat deze sector klaar is om concreet met de CO2-voetafdruk aan de slag te gaan. „Zij kunnen hun klanten informeren over de CO2- afdruk van hun diervoeders en zijn in staat om deze te verlagen door andere grondstoffen te verkiezen. Daarnaast zijn veel varkensbedrijven uitgerust met installaties waarmee ze natte reststromen kunnen verwerken. Natte producten hebben als voordeel dat ze doorgaans een lage voetafdruk hebben.”
Kengetal CO2 per kg groei
De kansen die er liggen dienen volgens Berntsen omgezet te worden in actie met een vraag van retailers en beloning voor varkenshouders. „Extra inspanningen worden niet gepleegd als er niet concreet om wordt gevraagd door de afnemer, zeker als dat leidt tot extra kosten.”
De mogelijkheden zijn er. „Denk daarbij aan het delen van transparante informatie over de CO2-voetafdruk van voeders, of de introductie van een technisch kengetal als CO2 per kilogram groei. Een technisch kengetal voor de varkenshouder kost geen geld, maar geeft hem wel informatie en een stuur in handen.”
Enkele aanwezige varkenshouders zijn het eens met de bankier dat er meer inspanningen verricht moeten en kunnen worden. Zij zijn op hun bedrijven al volop bezig om hun carbon footprint te verlagen en deze met data in kaart te brengen. Zij gaven aan voorbereid te willen zijn op datgene wat ongetwijfeld gaat komen en vanuit de maatschappij een noodzakelijke wens en zelfs eis is.
Méér of minder reststromen beschikbaar
De tweede gedachte die te weinig opgepakt wordt, is dat er nog steeds onbenutte reststromen zijn. Berntsen: „De grote stromen zoals tarwegistconcentraat, aardappelstoomschillen of bierbostel worden al jarenlang effectief aangewend. Er zijn echter ook andere stromen die aandacht behoeven en verspilling helpen tegengaan, zoals de snijverliezen in een groentensnijderij, producten die hun uiterste houdbaarheidsdatum overschreden, of dierlijke eiwitten uit slachthuizen.”
Tijdens het seminar werd geopperd voor meer samenwerking in bestaande clusters om de restromen beter weg te zetten. Zo heeft Albert Heijn 90 veehouders en telers plus voedingsfabrikanten die door beter samen te werken meer reststromen zouden kunnen verwaarden en gebruiken.
Groen gas concurrentie
Voor het gebruik van reststromen zit er wel een addertje onder het gras, want naast de kansen voor toepassing van méér producten als diervoer is er echter de reële concurrentie van groen gas.
„De wens om meer groen gas te produceren in Nederland en Europa doet de vraag naar restproducten voor gebruik in vergisters toenemen”, legt Berntsen uit. „Daarnaast zullen voedingsmiddelenbedrijven hun energiegebruik willen verlagen via de productie van gas met behulp van hun eigen restproducten. De toepassing van reststromen voor energie is minder hoogwaardig dan voor diervoeding en dus ongewenst voor wie de Ladder van Moerman kent. Deze ladder bepaalt dat hoogwaardige toepassing zoals diervoeding de voorkeur heeft boven energieopwekking. Deze bedreiging is eigenlijk alleen politiek oplosbaar.”
Belofte nieuwe generatie
De derde gedachte die de ABN-AMRO bankier heeft, is dat er een generatie jonge varkenshouders is opgestaan die positief en proactief in hun sector staan. Ze zoeken verbinding vanuit de kracht van hun eigen bedrijf.
„Op basis van de markt waarvoor zij produceren en de uitgangspositie van het bedrijf maken zij toekomstgerichte keuzes. Zij staan open voor samenwerking en kijken door de keten heen naar de eindmarkt. Op deze wijze werken zij aan perspectief voor de varkenshouderij. Een sector met gezonde dieren, gehuisvest in diervriendelijke, emissiearme stallen, met dieren die rest- en nevenstromen omzetten in hoogwaardige voeding. Een sector die waardering verdient en ruimte krijgt voor ontwikkeling. Deze gedachte vind ik misschien nog wel de meest inspirerende van het seminar”, aldus Pierre Berntsen.
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Reinout Burgers, Ellen Meinen
Bron: ABN Amro