Boerenorganisaties uiten felle kritiek op wetsvoorstel verlaging mestproductieplafonds en afroming rechten
Het productieplafond voor de melkveehouderijsector zakt per 2025 met 10 procent. Dit komt neer op 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram stikstof. Hiermee wil het kabinet dan voldoen aan de derogatiebeschikking. Daarvoor is een wijziging van de Meststoffenwet nodig.
Het mestplan van de minister om aan de plafonds te kunnen voldoen, lag de afgelopen twee weken ter inzage. Dit leverde in totaal 205 reacties op. Deze kwamen zowel van individuele boeren als van boerenorganisaties, waaronder Agractie, LTO, NAJK en NMV en Stikstofclaim.
Productieplafonds
De kritiek richt zich met name op de verlaging van de productieplafonds, de plannen om 30 procent van de fosfaatrechten af te romen en op het proces an sich. Meerdere organisaties en boeren vinden dat voor 2024 en 2025 de mestnormen van 2022 moeten worden gehanteerd, om zo de druk van de markt te halen.
NMV vindt de voorgestelde mestproductieplafonds die gelden van 2025 niet realistisch en is van mening dat deze niet bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit, wat immers het doel is van de Nitraatrichtlijn. 'De NMV mist in strijd met het motiveringsbeginsel bij dit wetsvoorstel de wetenschappelijke onderbouwing met feitelijke cijfers. Zo is nog steeds niet inzichtelijk hoeveel stikstof en fosfaat er al is gereduceerd de afgelopen tijd.'
DDB sluit zich daarbij aan. 'Het opleggen van een mestproductieplafond wordt gezien als een onrechtmatige en disproportionele maatregel binnen de context van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Beide richtlijnen richten zich op waterkwaliteitsverbetering, en er is geen bewijs voor een causaal verband tussen de totale mestproductie en waterkwaliteit.'
Jaarlijkse monitoring
LTO en NAJK zijn van mening dat eerst de effecten van de stoppersregelingen moeten worden afgewacht en dat daarna moet worden bekeken of verlaging van sectorale plafonds nodig is.
Dit zou jaarlijks kunnen, meent NAJK. 'Wat afroming in zijn algemeenheid betreft, adviseert NAJK om aan het begin van ieder jaar opnieuw te bekijken hoe de sectoren ervoor staan. Zitten sectoren beneden het vastgestelde sectorplafond, dan kan de afroming voor de betreffende sector naar nul worden gebracht. Voor de melkveesector moet dan ook in overweging worden genomen of het nog wenselijk is om de fosfaatbank nog verder te laten opvullen, zodat onder andere jonge melkveehouders gebruik kunnen maken van deze vrijstelling. Daarnaast moet steeds opnieuw worden bekeken in welke mate een bepaalde sector bijdraagt aan de mestproblematiek op de Nederlandse mestmarkt. Is een bepaalde sector boven het sectorplafond uit gestegen én draagt deze sector bij aan de mestproblematiek op de Nederlandse mestmarkt? Dan kan hiervoor de afroming van de fosfaat of dierrechten worden ingezet.'
Voordat tot afroming wordt overgegaan, moet volgens NAJK wel eerst met sectoren worden gekeken of het met beter management of vrijwillige opkoopregelingen de mestproductie naar beneden kan worden gebracht naar het gewenste niveau.
Afroming
Op de afroming van 30 procent zijn de partijen ook kritisch. 'Het afromen van 30 procent van de productierechten is geen verplichting uit de derogatiebeschikking. Afromen van de productierechten zal ook geen invloed hebben op de waterkwaliteit. Ook zal het minimaal effect hebben op de mestmarkt en zal het geen oplossing zijn voor de problemen op de mestmarkt die nu spelen', schrijft NMV.
Ook Agractie wijst op de invloed van de maatregel op de mestmarkt. 'Het verhogen van het afromingspercentage bij de overdracht van fosfaatrechten van 10 naar 30 procent en het afromen van dierrechten bij overdracht, die bedoeld zijn om de mestproductie te verlagen, zullen in 2024 en 2025 slechts een marginaal effect hebben op de mestmarkt. De maatregel is dus niet alleen oneigenlijk, maar ook niet effectief.'
Juridische bezwaren
NMV vindt dat de juridische grondslag ontbreekt, en verwijst daarbij naar een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Deze zal dit standpunt onderbouwen. Ook is de vakbond van mening dat de afroming in strijd zal zijn met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, omdat de lasten disproportioneel zijn en de maatregel het gelijkheidsbeginsel aantast.
NAJK vreest voor effecten op jonge boeren, omdat door de verhoging de hoeveelheid verhandelbare rechten zal afnemen. De belangenbehartiger pleit dan ook voor een vrijstelling voor jonge boeren. 'Dit kan ervoor zorgen dat jonge boeren minder last ondervinden bij het investeren in fosfaatrechten en daarmee de handel, met bijbehorende 10 procent afroming, beter in stand blijft.'
Of de afroming wel nodig is, daarover zijn twijfels bij boerenorganisaties. NMV stelt dat afroming of krimp via generiek beleid helemaal niet wordt genoemd in de derogatiebeschikking en addendum. 'In de derogatiebeschikking staat niet dat de nationale mestproductieplafonds en daarmee sectorale plafonds in wetgeving moeten worden vastgelegd, voor 1 januari 2025. De Europese wetgeving kent geen sectorale plafonds. De NEC-richtlijn (Europese verplichtingen en kwantitatieve milieudoelstellingen, red.) kent emissieplafonds waarbij alle sectoren worden meegenomen en niet alleen de mestproductie.'
Algemene maatregel van bestuur
Met het wetsvoorstel wil de minister in de toekomst ook zelf de hoogte van de sectorplafonds kunnen aanpassen via een algemene maatregel van bestuur. Dit betekent dat de Tweede en Eerste Kamer, het parlement, geen groen licht hoeven te geven. NAJK: 'Theoretisch gezien kan een minister daarmee eigenhandig de omvang van de volgende sectoren bepalen: melkveehouderij, pluimveehouderij en varkenshouderij. Dit acht NAJK als zeer onwenselijk en een mogelijk bedreiging voor langjarig betrouwbaar beleid.'
Ook wat LTO betreft is het onwenselijk dat plafonds zo gemakkelijk kunnen worden bijgesteld door een minister. LTO vindt dat een zwaardere procedure nodig is dan alleen een algemene maatregel van bestuur.
Reactietermijn
De boerenorganisaties hebben tot slot geen goed woord over voor het proces. Waar normaal een wettelijke reactietermijn van minimaal vier weken geldt, heeft Adema voor 2,5 week gekozen. Als argument gebruikt hij dat de derogatiebeschikking op 1 januari 2025 ingaat, en dat daarvoor zijn maatregelenpakket al moet worden geïmplementeerd.
Daar zijn de agarische clubs het niet mee eens. 'Het argument is geen reden om een spoedeisende procedure toe te passen', aldus NMV.
Met name Stikstofclaim spreekt zich fel uit: 'De demissionaire bewindspersonen proberen nog even over hun politieke graf heen het nieuwe beleid van de opvolgers te frustreren. Een ronduit walgelijke gang van zaken waar zowel bewindspersonen alsmede de secretaris-generaal directeuren-generaal (topambtenaren, red.) op het ministerie zich diep voor zouden moeten schamen. Men heeft blijkbaar geen enkel besef van de eigen positie en kent geen enkele schaamte.'
Stikstofclaim, Agractie, DDB zijn van mening dat een besluit over de wijziging van de Meststoffenwet aan de nieuwe minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur moet worden overgelaten.
Gang naar rechter
Op het ministerie van LNV zullen de komende tijd reacties worden bekeken. Daarna zal worden besloten of het wetsvoorstel nog wordt aangepast. Deze zal later dit jaar door de Tweede en Eerste Kamer moeten worden behandeld. Het streven is dat dit voor 2025 gebeurt, omdat dan de nieuw derogatiebeschikking ingaat. Als er dan geen maatregelen worden genomen om onder de plafonds te komen, is er de vrees dat er een generieke korting vanuit Brussel volgt.
Stikstofclaim laat het er in elk geval niet bij zitten en zal deze, wanneer de korting daadwerkelijk is toegepast, aanvechten bij de rechter. 'Gezien het animo voor onze eerdere collectieve acties kan het ministerie rekening houden met honderden rechtszaken.'