Dierlijke mest leidt niet tot hogere concentratie nitraat in grondwater dan kunstmest
In de proef op een zandgrond in Bennekom (GD) werden KAS en ureum met een ureaseremmer vergeleken met rundveedrijfmest, vergiste rundveedrijfmest (digestaat) en varkensdrijfmest. Per mestsoort werden vier bemestingsregimes met elkaar vergeleken, variërend van geen stikstofbemesting tot 300 kilo stikstof per hectare voor één, twee en drie opeenvolgende jaren. Hiermee kon zowel de werking van stikstof in het jaar van aanwending als de nawerking in de jaren daarna worden gemeten.
Jaarlijks werd ook de stikstofopname door het gras, de hoeveelheid minerale bodemstikstof in de herfst in de laag van 0 tot 60 centimeter en het nitraatgehalte in het bovenste grondwater gemeten.
De veldproeven vonden plaats in de periode van 2018 tot en met 2021. Op het proefveld lag al ruim 10 jaar grasland. Het beheer bestond voor het begin van het experiment uit een mix van beweiden en maaien. Tijdens het experiment werd het gras, bestaande uit hoofdzakelijk Engels raaigras met verspreid wat kweekgras, alleen gemaaid.
Potproeven
Naast de veldproef werd in Nergena-kassen op de campus van Wageningen University & Research een potproef met zandgrond van grasland- en bouwlandbodem uitgevoerd met KAS, ammoniumsulfaat, rundveedrijfmest en vergiste rundveedrijfmest in de winter van 2020-2021. In het experiment zijn twee groeicycli van elk 52 dagen uitgevoerd met per cyclus een stikstofbemesting van 100 kilo per hectare.
Naast de stikstofopname van het gras is de lachgasemissie als indicator van denitrificatie en de nitraatuitspoeling gemeten. Aan het eind van het experiment is in incubatieproeven de potentiële denitrificatie en de stikstofmineralisatie gemeten van grond uit de bovenste bodemlaag van de potproef.
Varkensmest hoogst stikstofwerking
De eerstejaars stikstofbenutting bedroeg 0,75 tot 0,80 voor de kunstmestsoorten en 0,42 tot 0,56 voor de dierlijke mestsoorten. De eerstejaars werkingscoëfficiënt - deze geeft aan welk deel van de toegediende dierlijke mest-N dezelfde werking heeft als kunstmest - bedroeg 0,55-0,57 voor (vergiste) rundveedrijfmest en 0,73 voor varkensdrijfmest. Inclusief de nawerking steeg de stikstofwerkingscoëfficiënt naar 0,62-0,65 voor (vergiste) rundveedrijfmest en 0,84 voor varkensdrijfmest.
Bemesting leidde in de winter na het jaar van toediening gemiddeld over de meststoffen tot significant hogere nitraatgehalten in het bovenste grondwater. Het nitraatgehalte verschilde in het algemeen niet tussen de dierlijke mest en kunstmest. Dat gold voor zowel het jaar van bemesting als de jaren nadat de bemesting was gestopt.
Bij de veldproef was alleen bij de vroeg toegediende KAS in 2018 het nitraatgehalte in het bovenste grondwater significant hoger dan bij rundveedrijfmest en varkensdrijfmest. In het algemeen waren de nitraatgehalten relatief laag, uiteenlopend van circa 15 tot 30 milligram nitraat per liter. Ook in de potproeven werden geen verschillen in nitraatuitspoeling gevonden tussen de kunstmest en de dierlijke mestsoorten.