Huishoudinkomens biologische bedrijven in 2021 gemiddeld 10 procent hoger dan gangbaar – Countus geeft een reactie
Binnen de biologische sector laat het CBS verschillen zien in 2021. ‘Hokdierbedrijven’ (zoals kippen en varkens) boerden dat jaar goed. Meer dan 80 procent van deze bedrijven behoorde tot de hoogste inkomensgroep van Nederland. Gangbaar was dat 65 procent. Van de huishoudens met biologische tuinbouw-, akkerbouw-, of graasdierbedrijven behoorde 50 tot 60 procent tot de hoogste inkomens groep.
Armoederisico bij bioboeren iets hoger
Over het algemeen kan worden gesteld: biologische bedrijven (met bijna 6 procent) hebben een iets hoger ‘langdurig armoederisico’ dan gangbare bedrijven (met bijna 5 procent). Met ‘hokdierbedrijven’ als uitzondering, daar lopen gangbare bedrijven een beduidend hoger risico.
Volgens het CBS liepen biologische bedrijven met ‘gewascombinatie’ het hoogste armoederisico (bijna 9 procent). Het CBS definieert deze bedrijfsgroep als de ‘restcategorie’, meestal kleinere gemengde bedrijven die niet puur akkerbouw- of tuinbouwmatig werken maar een combinatie van beiden. Hokdierbedrijven liepen het minste risico (nog geen 3 procent). In de gangbare landbouw zien we een opmerkelijk verschil: daar liepen de huishoudens met hokdieren juist de meeste kans op armoede (9,4 procent) en tuinbouwbedrijven het minste.
Countus reageert
Wie het artikel van het CBS leest kan het idee krijgen dat er goed en structureel meer wordt verdiend in de biologische sector. Dat ligt toch anders. Rick Hoksbergen, specialist veehouderij bij Countus, neemt ons van mee van 2021 naar het heden: „We hebben gezien dat in 2022 de biologische veehouderij ten opzichte van gangbaar een enorme tik heeft gekregen. Daar liep de gangbare melkprijs enorm op, maar biologisch was dit maar minimaal. Toen waren de rollen heel sterk omgedraaid. In 2023 begint biologisch op te krabbelen richting de resultaten van gangbare bedrijven, maar ze zijn er nog niet.” Hoksbergen legt uit dat dit komt door de hard gestegen kosten. Verhoudingsgewijs heeft de biologische sector minder voorkosten, en maakt geen kosten aan gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest. „Maar ook bij bioboeren liep de rente op naar 5 à 6 procent en werd arbeid en loonwerk duurder. In 2023 krabbelde de biologische melkprijs weer op en ‘ontstond er ruimte’ tussen biologisch en gangbaar. We zitten echter nog niet op het niveau van 2021.”
Hessel Kingma, branchespecialist akkerbouw bij Countus ziet dat tussen 2021 en nu de afzetmarkt onder druk is komen te staan. Al kan hij het nog niet helemaal staven met cijfers, gezien deze nog moeten worden geanalyseerd. Het inkomen wordt volgens hem op peil gehouden doordat er veel producten gangbaar werden afgezet en dat de gangbare marktprijzen goed zijn. „Dat heeft geholpen het inkomen van de bioboer op peil te houden. Anderzijds zien we dat de arbeidskosten voor de bioteler fors zijn gestegen. Ook zien we dat voor 2024 er behoorlijk druk komt op het verdienvermogen door de hoge phytophthora druk in de aardappelen.”
Tot 2024 zag Kingma een enkele klant terugschakelen uit economische motieven, maar geen substantiële aantallen. Wel merkte hij dat er in studiegroepen over werd gesproken. Dit jaar zijn er volgens hem wel percelen aardappelen teruggeschakeld, vanwege phytophthora. Kingma sluit positief af: „We zien dat de markt in een betere positie is gekomen doordat supermarkten zoals Plus het bioproduct meer als standaard neer zetten in het winkelschap.”
Waarom nu pas 2021?
Het CBS baseert zich op de cijfers van de belastingdienst. Het kost tijd voordat deze cijfers beschikbaar zijn, zeker bij zelfstandigen. In dit onderzoek heeft het CBS een uitsplitsing gemaakt van de verschillende landbouwbedrijven. Ook het koppelen van deze data kost tijd, daarom is deze uitsplitsing nu pas beschikbaar.