Aanpassing zeugenvoer niet altijd effect op vetdiarree biggen
De oorzaak van vetdiarree bij jonge biggen is volgens Royal GD vaak onderwerp van discussie en heeft zelden één enkele oorzaak. „In veel gevallen worden aanwijzingen voor meerdere infectieuze oorzaken aangetoond”, schrijft de gezondheidsdienst. „Bijvoorbeeld positieve testuitslagen voor zowel Clostridium perfringens type A, rotavirus en/of coccidiën. Soms wordt zonder nader onderzoek gesuggereerd dat vetmobilisatie bij de zeug en verhoogde vetgehaltes in de zeugenmelk een oorzaak kan zijn van vetdiarree. In een aantal gevallen wordt zelfs het zeugenvoer aangepast. Echter, dit levert niet altijd een duidelijk effect op.”
Verstoorde vetvertering en -opname
Er is sprake van vetdiarree of steatorrhoea bij biggen wanneer hun ontlasting een vettig karakter kent, meestal wit of geel van kleur, zo legt Royal GD uit. Vetdiarree wijst op een malabsorptie of maldigestie-diarree, waarbij de vetvertering en -opname zijn verstoord. De vetvertering vindt plaats in de dunne darm en kan verstoord raken door darmschade, verminderde lipase activiteit, of problemen met de productie of uitscheiding van gal.
Aantasting darmen
Darmschade is volgens de dierenartsen van de dierengezondheidsdienst geen onbekend fenomeen bij biggen en kent vele oorzaken. Vlokatrofie kan al optreden na een korte periode van vasten of ten gevolge van bijvoorbeeld een rotavirusinfectie. Coccidiën kunnen het darmslijmvlies daadwerkelijk aantasten en daarbij voor een verminderde (vet)vertering zorgen. Cystoisospora suis is de meest voorkomende veroorzaker van coccidiose bij biggen.
Onvoldoende desinfectie
Regelmatig concludeert de Veekijkerdierenarts dat of de toegepaste reiniging, of de desinfectiestap van de kraamstal, of allebei, onvoldoende is om opname van gesporuleerde oöcysten te voorkomen. Oöcysten zijn immers bestand tegen veel mechanische en thermische invloeden. Desinfectantia met cresol als werkzame stof zijn toegestaan en effectief tegen oöcysten. Bij de evaluatie van toltrazuril, een veelgebruikte preventief middel, komen vaak verbeterpunten naar voren. Deze gaan vooral over de dosering in verhouding tot het gewicht van de big en de leeftijd waarop het middel wordt toegediend.
Er is dus genoeg reden om bij vetdiarree bij biggen eerst de preventieve maatregelen tegen infectieuze aandoeningen te evalueren en aan te scherpen, voordat het voer van de zeugen wordt aangepast, zo adviseert Royal GD.
Tekst: Redactie Pig Business
Beeld: Susan Rexwinkel
Bron: Royal GD