FDF en ZLTO erg kritisch op intrekken latente ruimte in Brabant
Zowel de Brabantse politiek als DLV Advies plaatsten vorige week al kritische kanttekeningen bij het besluit van het college om vanaf de zomer van 2026 latente ruimte in te trekken bij veehouders en grote industriële bedrijven. Volgens gedeputeerde Saskia Boelema (D66) is de maatregel nodig om Brabant van het slot te halen. De maatregel is onderdeel van de nieuwe Brabantse stikstofaanpak.
Intern salderen blijft mogelijk
Het intrekkingsbeleid geldt voor slapende vergunningen (stallen die langer dan drie jaar niet meer in gebruik zijn) en voor niet-gerealiseerde stallen. Dat laatste houdt in dat boeren die na 1 januari 2026 een onherroepelijke vergunning krijgen, drie jaar de tijd hebben om de stal te bouwen en in gebruik te nemen. De maatregel raakt respectievelijk tweehonderd tot driehonderd bedrijven die niet meer actief zijn en driehonderd tot vierhonderd veehouderijen waarbij (een deel van) de stallen nog niet zijn/is gerealiseerd.
Het blijft wel mogelijk om minder dieren te houden binnen een bestaande vergunning. Deze latente ruimte valt niet onder het nieuwe intrekkingsbeleid.
Intrekkingsverzoeken
Brabant onderbouwt de noodzaak van de maatregel met dat de provincie de laatste jaren handhavingsverzoeken krijgt voor het intrekken van latente ruimte. Om dit te kunnen doen zijn maatregelen nodig, waarbij wordt aangetoond dat de stikstofuitstoot omlaaggaat en soorten in Natura 2000-gebieden ‘niet verslechteren’. Het college erkent dat met het intrekken van latente ruimte de stikstofdepositie niet omlaaggaat. Toch is het van mening dat het intrekken van latente ruimte een ‘noodzakelijke en preventieve’ maatregel is die voorkomt dat de uitstoot toeneemt. Omdat er veel latente ruimte in Brabant is, kan het effect van het intrekkingsbeleid groot zijn.
Afwegingen provincie
Volgens het provinciebestuur is het intrekken van latente ruimte juridisch mogelijk. Het gebruikt daarvoor verschillende argumenten. Zo is het beleid gerechtvaardigd, omdat het algemeen belang wordt gediend (verslechtering Natura 2000-gebieden wordt voorkomen). Ook is er geen ander beleid mogelijk dat zo effectief en minder ingrijpend is als het intrekken van latente ruimte. Bovendien is Brabant van mening dat de belangen van de ondernemer zijn meegewogen, omdat alleen ondernemers worden geraakt die langdurig geen gebruik meer maken van een stal. Daarnaast krijgen veehouderijen en industriële bedrijven met latente ruimte anderhalf jaar de tijd om in actie te komen en de stikstofruimte in gebruik te nemen. Deze termijn is bepaald aan de hand van eerdere rechtelijke uitspraken.
Ook komt de rechtszekerheid volgens de provincie niet in het geding. Het college verwijst daarbij naar een recente uitspraak in de zaak van plasticverwerker Sabic. De rechter oordeelde namelijk dat de provincie de ongebruikte stikstofruimte in de vergunning moet schrappen. Brabant is nog wel in afwachting van de uitspraak van de Raad van State in de dossiers Amercentrale en Rendac. ‘Daarin verwachten wij nadere duiding van de Raad van State over het intrekken van latente ruimte. Deze duiding kan een aanpassing betekenen van dit voorstel en de onderbouwing hiervan’, zo staat in de brief aan Provinciale Staten
Wettelijke grondslag
FDF heeft zijn jurist ook naar de plannen laten kijken van Brabant en waarschuwt dat het intrekken van ongebruikte ammoniakruimte makkelijker is gezegd dan gedaan. Zo’n maatregel heeft volgens FDF namelijk vooralsnog geen deugdelijke wettelijke grondslag. ‘Eerdere gerechtelijke uitspraken – waaronder door het Europese Hof – hebben het belang van de vergunninghouder en zijn/haar rechtszekerheid al bevestigd en zullen de voorgenomen ‘intrekking’ van latente ammoniakruimte door het Brabantse college in veel gevallen in de weg staan’, schrijft FDF in een persbericht.
Het landelijke bestuur van FDF is er zeker van dat deze onderbouwing ook bij de rechter standhoudt: ‘Onze (Brabantse) leden die in de nabije toekomst juridische gronden nodig hebben, omdat ze worden geconfronteerd met een provinciebestuur die haar hebberige tentakels uitstrekt naar latente rechten die niet tot het eigendom van de provincie behoren, kunnen gebruik maken van deze juridische gronden.’
Nadeelcompensatie
Mocht het provinciebestuur in een aantal gevallen wel latente ruimte kunnen innemen, dan komt het recht op uitkering van compensatie aan de vergunninghouder in beeld, meent FDF op basis van het eigen ingewonnen juridische advies.
Brabant acht het risico op het uitbetalen van nadeelcompensatie ‘gering’, zo staat in de Statenbrief. Bij de verdere uitwerking van de maatregel zullen GS komen met een financieel dekkingsvoorstel, waarbij budget voor nadeelcompensatie ook wordt meegenomen.
Boodschap FDF aan provinciebestuur
De boerenorganisatie heeft daarom een duidelijke boodschap aan het Brabantse college: ‘‘Bezint eer gij begint’, ‘beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald’ en ‘wie wind zaait zal storm oogsten’. Want, dat boeren niet zonder slag of stoot het afnemen van hun rechten zullen ondergaan, zou nu toch wel een keer moeten zijn doorgedrongen. Zelfs tot in het Brabantse college.’
‘Zorgen over generieke aanpak’
ZLTO vindt het ‘strijdplan’ van de provincie ‘veel te lomp’. ‘We maken ons zorgen over de generieke aanpak’, geeft beleidsspecialist Herman Litjens van de belangenbehartiger aan. ‘De provincie wil ineens alle slapende vergunningen of vergunningen voor een niet-gebouwde stal intrekken. Maar de situatie kan per ondernemer verschillen. Zo kan een stal nog niet zijn gebouwd, omdat bijvoorbeeld de financiering nog niet rond is.’
ZLTO vindt dat bedrijven individueel moeten worden benaderd als de provincie toestemmingen wil intrekken. Er kunnen namelijk altijd goede redenen zijn waarom een stal nog niet is gebouwd. Industriële bedrijven met latente ruimte worden ook individueel benaderd. ‘Wat ons betreft geldt gelijke monniken, gelijke kappen’, aldus ZLTO.
Planning
Het intrekkingsbeleid wordt op vrijdag 29 november voor het eerst besproken in Provinciale Staten tijdens een oordeelvormende vergadering. Het college wil daarna in december van dit jaar al een besluit nemen over de maatregel, zodat op 1 januari 2025 de termijn van anderhalf jaar ingaat waarbinnen ondernemers hun lege stal in gebruik moeten nemen. Voor alle vergunningen die voor 1 juli 2023 onherroepelijk zijn geworden, geldt dat de stal of het bedrijf gerealiseerd en in gebruik moet zijn op 1 juli 2026. Voor de vergunningen die onherroepelijk zijn geworden na 1 juli 2023, geldt dat deze gerealiseerd en in gebruik moeten zijn, uiterlijk drie jaar na het onherroepelijk worden.
Het streven van GS is dat er in het tweede kwartaal van 2025 een definitief besluit wordt genomen over het intrekken van latente ruimte.
Zorgen ZLTO over stikstofdoelen per natuurgebied
Eerder kondigde Brabant al aan dat het een stikstofdoel per Natura 2000-gebied wil vaststellen. Ook deze maatregel moet onderdeel worden van de vernieuwde Brabantse stikstofaanpak, de zogenoemde ‘BOS 2.0’.
ZLTO-bestuurder Angelique Huijben maakt zich zorgen over de koers die wordt gevaren. ‘De BOS legt de maatregelen eenzijdig bij de boeren neer, omdat dit het enige instrument is dat de provincie naar eigen zeggen zelf kan beïnvloeden. Wij delen die mening niet.’
Ook moet het stikstofdoel volgens Huijben haalbaar en evenredig zijn én juridisch te borgen. ‘Dat laatste is met het stallenbeleid niet te realiseren. Dat is tot nu toe een grote farce, omdat er geen enkele vergunning wordt afgegeven.’
Tekst: Bas Lageschaar
Bas Lageschaar groeide op tussen de weilanden in de Achterhoek. Daardoor had hij altijd al belangstelling voor de agrarische sector. Voor Agrio zit hij in de redactie politiek en beleid. Bas volgt het laatste (regionale) nieuws op de voet en schrijft voor de regionale websites en verschillende printuitgaven.
Beeld: Susan Rexwinkel
Bronnen: ZLTO, FDF