Frankrijk, Oost-Duitsland en de Baltische Staten kansrijk voor afzet Nederlandse mest

In Frankrijk gaat het met name om de regio’s Grand Est, Hauts-de-France en Centre-Val de Loire. Deze gebieden combineren een groot landbouwareaal met relatief weinig eigen mestproductie en gematigde bodemvruchtbaarheid. In Oost-Duitsland wijzen de onderzoekers op Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern en Sachsen-Anhalt als kansrijke gebieden. Hier zijn veel grote landbouwbedrijven op zandige bodems te vinden, met voldoende opnamecapaciteit voor stikstof en fosfaat. Bovendien geldt voor zowel Frankrijk als Duitsland dat de transportafstand relatief klein is.
Ook het westen van Polen en de Baltische Staten Letland en Litouwen scoren hoog, dankzij lage nutriëntengehaltes in de bodem, weinig eigen mestproductie en een groeiende landbouwsector.
Veel vee en weinig ruimte
De export van mest naar deze regio’s kan volgens NMI bijdragen aan het verlichten van het mestoverschot in Nederland, dat de komende jaren toeneemt door het wegvallen van derogatie, strengere gebruiksnormen in nutriëntverontreinigde gebieden en bufferstroken langs waterlopen. Hierdoor wordt het voor veehouders steeds moeilijker en duurder om hun mest binnen Nederland af te zetten.
Minder perspectief biedt de export naar België en het westen van Duitsland. In regio’s als West- en Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Belgisch Limburg is nauwelijks ruimte voor extra mestaanvoer, vanwege een al hoge dierlijke mestproductie en intensieve bemesting. Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen kampen met een vergelijkbare situatie. In Bretagne en Normandië in Frankrijk speelt hetzelfde probleem: veel vee en weinig ruimte. In deze gebieden is de export van Nederlandse mest dan ook sterk teruggelopen.
Bodemvruchtbaarheid
Het onderzoek van NMI richtte zich op elf landen: België, Duitsland, Frankrijk, Polen, Tsjechië, Roemenië, Hongarije, Zweden en de Baltische Staten Estland, Letland en Litouwen. Daarbij is per regio gekeken naar het huidige gebruik van stikstof en fosfaat, de eigen mestproductie, import van Nederlandse mest en hoeveel ruimte er nog is voor extra aanvoer. Vervolgens is beoordeeld welke aanvullende factoren – zoals bodemvruchtbaarheid, landbouwstructuur, infrastructuur, regelgeving en acceptatie van mest – een rol spelen bij de daadwerkelijke exportmogelijkheden.
Vooral in gebieden met lage bodemvruchtbaarheid, grotere landbouwbedrijven en voldoende logistieke infrastructuur liggen volgens de onderzoekers kansen. De afzet van ruwe mest kan worden aangevuld met verwerkte mestproducten, zoals dikke fractie of mineralenconcentraat.
Het aandeel van dierlijke mest in het totale stikstofgebruik varieert sterk tussen de onderzochte landen en regio’s. Over het algemeen is dit aandeel relatief hoog in Nederland en België (meer dan 50 procent). Daarentegen is het aandeel dierlijke mest in het totale stikstofgebruik relatief laag in Estland, Letland en Roemenië (10 tot 20 procent). In de overige onderzochte landen ligt het aandeel dierlijke mest in het stikstofgebruik tussen deze extremen.
Vasthouden aan kunstmest
De acceptatiegraad van dierlijke mest door eindgebruikers en toeleveranciers is een belangrijk aspect voor een succesvolle afzet van producten uit dierlijke mest in het buitenland. In sommige regio's is nog weinig ervaring met het gebruik van organische mest, waardoor landbouwers geneigd zijn om vast te houden aan kunstmest.
Als voorbeeld noemen de onderzoekers een Nederlandse ondernemer in Roemenië die drie jaar nodig had om het management te overtuigen van de meerwaarde van dierlijke mest. Ook in Hongarije werd geconstateerd dat de kennis over organische meststoffen beperkt was en akkerbouwers vasthielden aan kunstmest.
Om de acceptatie te verhogen, suggereren de onderzoekers dat het aanleggen van demonstratieproeven met organische meststoffen nuttig kan zijn om akkerbouwers en toeleveranciers te overtuigen van de waarde van de producten, met name in regio's waar nog weinig ervaring is met het gebruik ervan.
Volgens het rapport kan Nederland haar mestexport verder vergroten als er strategisch wordt ingezet op de meest kansrijke regio’s. Het verbeteren van bestaande afzetlijnen en het opbouwen van nieuwe handelsrelaties zijn hiervoor essentieel.