Voordelen van vroege enting tegenover Mycoplasma hyopneumoniae
Mycoplasma hyopneumoniae is nog steeds één van de belangrijkste ziektekiemen in het ziektecomplex van ademhalingsaandoeningen tijdens het leven van een varken. Hoewel de ziektetekenen vooral tijdens de vleesvarkensfase optreden gebeurt de besmetting van de biggen veel vroeger tijdens hun leven, met name tijdens de zoogperiode. Zeugen en in het bijzonder gelten kunnen tijdens de zoogperiode grote hoeveelheden ziektekiemen uitscheiden en op die manier de zuigende biggen al besmetten. Recent onderzoek in de Benelux heeft aangetoond dat al meer dan 1/3 van de zeugenbedrijven te kampen heeft met M. hyopneumoniae-positieve biggen op het moment van spenen. Bovendien heeft ander onderzoek een duidelijke relatie gelegd tussen het aanwezig zijn van positieve biggen op het moment van spenen met de hoeveelheid longletsels ten gevolge van M. hyopneumoniae aan de slachtlijn. Hieruit blijkt duidelijk dat een vroege bescherming cruciaal is om de big op jonge leeftijd te wapenen tegenover deze infectie.
Een bijkomend argument voor een vroege vaccinatie met bescherming vanaf het spenen ligt in de aanwezigheid van verschillende andere ademhalingspathogenen op dat moment. Onderzoek aan de hand van tracheobronchiale swab heeft aangetoond dat zowel PRRSV, griep als PCV-2 vanaf het spenen een vrij belangrijke rol spelen in de ademhalingsproblematiek die in de batterijfase wordt vastgesteld. Deze drie ziektekiemen kunnen elk afzonderlijk en samen zorgen voor een onderdrukking van de locale en algemene weerstand van de big, waardoor de opbouw van immuniteit door een enting in het gedrang kan komen. Daarom is het inzetten van een vroege en tijdige bescherming van de biggen tegenover M. hyopneumoniae opnieuw van cruciaal belang.
Biggen die al besmet zijn met M. hyopneumoniae op het moment van spenen kunnen makkelijk evenveel andere biggen besmetten met de ziektekiem tijdens de volgende zes weken in de batterijperiode. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat gevaccineerde biggen die vervolgens met M. hyopneumoniae besmet worden een substantieel lager aantal kiemen uitscheiden, waardoor de infectie minder snel gaat spreiden naar hokgenoten (bron 2). Dit kan een bijkomend argument vormen om biggen zo vroeg mogelijk te beschermen.
Samengevat is een vroege bescherming van biggen tegenover M. hyopneumoniae cruciaal omwille van de volgende redenen:
1. Vroege enting zorgt voor bescherming van de biggen op het moment van spenen
2. Op 1/3 van de zeugenbedrijven speelt een vroege infectie met M. hyopneumoniae al, waarbij minstens 8 tot 10% van de biggen aangetast zijn
3. Gevaccineerde biggen scheiden bij besmetting minder M. hyopneumoniae kiemen uit waardoor de spreiding in de batterijfase minder is
4. Andere immuunsysteem ondermijnende ziektekiemen kunnen de opbouw van immuniteit tegenover M. hyopneumoniae niet meer verstoren
Conclusies: een zo vroeg mogelijke bescherming zorgt voor een langdurige bescherming tegenover M. hyopneumoniae met een reductie van spreiding en een reductie van longletsels.
Referenties:
1 Vangroenweghe F, Labarque G, Piepers S, Strutzberg-Minder K, Maes D (2015b). Mycoplasma hyopneumoniae infections in pre-weaned and post-weaned pigs in Belgium and The Netherlands: prevalence and associations with climatic conditions. Veterinary Journal 205, 93-97.
2 Meyns T, Dewulf J, de Kruif A, Calus D, Haesebrouck F, Maes D (2006). Comparison of transmission of Mycoplasma hyopneumoniae in vaccinated and non-vaccinated populations. Vaccine 24, 7081-7086.
Gerelateerde artikels:
Fokken van vruchtbare en gezonde gelten: aandachtspunten
Bescherming tegen mycoplasma is een goedkope verzekeringspremie”