Meer Hepatitis E bij biologisch

Die conclusie trekken wetenschappers van de Universiteit Utrecht en de Rijksdienst voor Volksgezondheid en Milieu in een publicatie in het vaktijdschrift Journal of Food Protection, schrijft Agriholland op haar website.

In Nederland wordt RNA van het Hepatitis E-virus gevonden op meer dan 50 procent van de varkensbedrijven. In meer dan 70 procent van de slachtvarkens in de slachterijen worden specifieke antilichamen van dit virus gevonden. De onderzoekers maakt met betrekking tot de gevoeligheid voor een infectie met Hepatitis E een vergelijking tussen varkens die in een gangbaar systeem worden gehouden, scharrelvarkens en varkens van biologische bedrijven.

Onderzoek
In 2004 werden serummonsters verzameld van 846 vleesvarkens. Daarbij waren 265 monsters afkomstig van varkens van 24 gangbare bedrijven, 467 monsters kwamen van biologische varkens van 42 bedrijven en 164 monsters kwamen van scharrelvarkens van 12 verschillende bedrijven. Specifieke antilichamen voor Hepatitis E werden gevonden in monsters van alle bedrijven met gangbare varkens of scharrelvarkens en bij dieren van 41 van de 42 biologische bedrijven. Het aandeel varkens waarbij antilichamen werden gevonden lag echter het hoogst bij de biologische bedrijven. Daar was het aandeel 89 procent. Voor scharrelvarkens was dat 76 procent en voor gangbare bedrijven 72 procent.

Zes van de 10 biologische bedrijven kenden een geschatte seroprevalentie binnen de varkensstapel van boven de 95 procent. Voor de gangbare bedrijven gold dat voor 4 op de 10 bedrijven en voor de bedrijven met scharrelvarkens slechts voor 1 op de 10. De onderzoekers leiden daar uit af dat varkens in een biologisch houderijsysteem waarschijnlijk een grotere kans lopen om besmet te raken met het Hepatitis E-virus dan varkens op een gangbaar bedrijf of een scharrelvarkensbedrijf. Wellicht dat de huisvesting daarbij een rol speelt. Varkens komen in een biologisch bedrijf vaker in contact met mest.