Veehouderij onterecht dupe antibioticabeleid
Volgens Benedictus (dierenarts, oud-senator en oud-bestuurder van LTO) kampt het Nederlandse beleid met tunnelvisie. De kiem daarvoor werd gelegd in 1996 door het Wetenschappelijk Comité voor Diervoeding van de Europese Commissie, die zonder wetenschappelijk bewijs, uit voorzorg het gebruik van de antimicrobiële groeibevorderaar avoparcine verbood.
Deze is verwant aan het enige nog beschikbare antibioticum tegen MRSA. Vanaf dat moment wordt er een oorzakelijk verband gelegd tussen het gebruik in de veehouderij en resistentie bij mensen met het huidige strenge beleid als gevolg.
Meerdere factoren
Medisch microbiologen twijfelen aan zo’n verband, onder andere omdat resistentie ook voorkomt in landen met amper veehouderij. Volgens Benedictus komen resistente bacteriën gewoon voor in het milieu. „In 1845 droegen mensen al resistente bacteriën bij zich, terwijl de eerste antibiotica pas vanaf 1940 bekend zijn. Dat bewijst dat er meer factoren zijn dan alleen de veehouderij”, aldus Benedictus.
De dierenarts waarschuwt voor de negatieve gevolgen van het huidige beleid, die mogelijk nog strenger gaat worden als de resistentie bij mensen niet afneemt. De wal keert nu al het schip door het verbod op preventief gebruik van antibiotica.
Benedictus: „Het selectief droogzetten van koeien leidt bij de oudere koeien tot het verdubbelen van de kans op uierontsteking. Naast het feit dat het welzijn van de koe wordt geschaad, worden er ook meer antibiotica gebruikt voor de behandeling. In plaats vaneen algeheel verbod, moet er specifiek beleid komen per diersector met aandacht voor dierenwelzijn en met meer waardering voor de inzet van vaccins.”