Vier procent van beren zijn stinkers
Dat blijkt uit onderzoek van Naomi Duijvesteijn. De onderzoekster van Topigs Norsvin onderzocht de erfelijkheid van berengeur in varkensvlees en selecteerde genen voor een fokprogramma voor beren zonder berengeur. De berengeur is voor 60 procent genetisch bepaald en daarom zocht Duijvesteijn in het DNA van 1.000 beren naar de genen die de productie van androstenon in het varken beïnvloeden.
Genen van hokgenoten
Naast de 60 procent die bepaald wordt door de eigen genen van het varken, wordt 12 procent van de berengeur bepaald door de genen van de hokgenoten, stelt Duijvesteijn. Het sociale gedrag van de andere varkens in het hok, dat waarschijnlijk verband houdt met genen voor dominantie en sociale hiërarchie, heeft invloed op het androstenon-gehalte bij een beer. Ook dit ‘indirecte genetische effect’ van berengeur heeft de onderzoekster aan specifieke genen van de varkens weten te koppelen.
Ze spelen nog geen rol in het fokprogramma van Topigs Norsvin, maar de promovendus verwacht er wel veel van. "Veel welzijnsproblemen in de veehouderij zijn een combinatie van directe genetische aanleg en genetische aanleg om de hokgenoten te beïnvloeden."
40 procent minder stinkers
Voor haar onderzoek koppelde Duijvesteijn 60.000 variaties in het DNA aan het androstenon-gehalte. Zo vond ze een aantal mogelijke genenpakketjes die significant de berengeur beïnvloeden en deze zijn gebruikt in het fokprogramma van Topigs Norsvin. De fokkerijorganisatie heeft inmiddels varkenssperma op de markt gebracht dat minstens 40 procent minder stinkers geeft aan de slachtlijn.
Op 21 november hoopt Naomi Duijvesteijn met haar onderzoek te promoveren aan de Wageningen Universiteit.
Tekst: Ruben van Boekel, Agriholland