Staatsecretaris bevestigt verschillen in Europese luchtkwaliteitsnormen
'Van risico's fijnstof en N2O weten we meer dan van chemie'

'Normen worden altijd afgeleid op basis van wetenschappelijke inzichten. Er spelen echter ook andere aspecten mee, zoals de technische haalbaarheid en sociaaleconomische gevolgen van blootstellingsreductie.' Dat schrijft staatssecretaris Van Veldhoven van Infrastructuur en Milieu in een reactie op het rapport aan de Tweede Kamer. Milieudefensie stelde namelijk op basis van dit rapport dat de Europese wetgeving voor luchtkwaliteit te slap is.
Verschillen bestaan
De staatssecretaris maakt in haar schrijven duidelijk dat er in Europa grote verschillen bestaan tussen lidstaten voor wat betreft de financiële en technische mogelijkheden qua onderzoek. „Daardoor zijn de onderhandelingen qua luchtkwaliteitsnormen op het niveau zijn terechtgekomen, zoals die nu worden gehanteerd”, stelt Van Veldhoven. Maar, zij maakt in haar schrijven ook duidelijk dat de criteria voor het beschermingsniveau niet alleen op wetenschappelijke gronden af te leiden zijn. Zij illustreerde dit aan de hand van de norm, zoals die die voor fijnstof geldt.
Grens- en streefwaarden
Voor verschillende stoffen zijn in Europa normen voor grenswaarden opgesteld die binnen een bepaalde termijn moeten zijn bereikt. Ook bestaan er streefwaarden waarop het beleid zich moet richten. Zo worden de Europese luchtkwaliteitsnormen voor stoffen afgeleid met behulp van toxicologische en epidemiologische informatie. Met de beschikbare informatie wordt voor de stoffen het verband tussen de concentratie in de lucht en gezondheidseffecten in kaart gebracht. Vervolgens leidt men hieruit het nog acceptabele niveau voor de algemene bevolking af. Echter, voor kankerverwekkende stoffen die via directe interactie met erfelijk materiaal werken is het onmogelijk om op dezelfde manier een veilige concentratie af te leiden. Hier wordt een ‘veilige’ concentratie berekend die overeenkomt met een extra kankerrisico van maximaal één op de miljoen inwoners per jaar.
Veel bekend over fijnstof
Basis voor de Europese normen voor fijnstof en stikstofdioxide vormen uitgebreide analyses van de toxicologische en epidemiologische wetenschappelijke literatuur, zoals de WHO heeft gerapporteerd. Het aantal studies op het gebied van epidemiologie naar fijnstof en stikstofdioxide is vele malen groter dan voor veel andere chemische stoffen. Daardoor is er goed zicht op de effecten van deze fijnstof en stikstofdioxide op de volksgezondheid. Bij hantering van het criterium van extra kankerrisico op fijnstof zou dat een grenswaarde opleveren van om en nabij de 0,1 μg per kubieke meter. Deze waarde ligt echter beneden die van de natuurlijke achtergrondconcentratie van ongeveer 2,5 μg per kubieke meter voor PM2,5 fijnstof. Dit voorbeeld illustreert volgens Van Veldhoven de verschillen van normen voor verschillende stoffen.
Verschil van inzicht
De vele toxicologische en epidemiologische wetenschappelijke literatuur van de WHO ten spijt, stelt de veehouderijsector dat er wat betreft fijnstof grote onduidelijkheden zijn en er absoluut geen duidelijkheid is over de risico’s van fijnstof of endotoxinen op de volksgezondheid. Zelfs de Raad van State heeft dit in een uitspraak bevestigd. „Dat er goed zicht is op de effecten van deze fijnstof en stikstofdioxide op de volksgezondheid”, zoals de staatsecretaris aan de Tweede Kamer schrijft, blijft dus de grote vraag.

Tekst: Broer de Boer
Groeide op in de NOP, op een gemengd landbouwbedrijf. Na de HAS startte hij in 1980 bij de varkens K.I. Tien jaar later ging hij naast deze baan voor Agrio schrijven. Zijn landbouwkundige en technische kennis gebruikte hij vanaf 1996 als redacteur voor TNO en andere uitgevers. Sinds 2015 is hij weer actief als redacteur voor Pig Business.
Beeld: Twitter
Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu