Dierenbescherming: Fokken op minder, maar robuustere biggen
Biggensterfte blijft de gemoederen bezighouden. In 2009 was er ophef over de hoge biggensterfte die toen op 12,8 procent lag. Om dit sterftecijfer terug te dringen werd de Stuurgroep Bigvitaliteit in het leven geroepen. De sector beloofde in een termijn van tien jaar de biggensterfte fors terug te dringen. Tien jaar later is het percentage niet afgenomen maar juist gestegen tot 13,2 procent.
Oorzaken
Biggensterfte kent tal van oorzaken. Het fokken op steeds meer biggen per worp speelt volgens de Dierenbescherming een rol. Daarnaast wijst de Dierenbescherming op een afnemende zorg voor pasgeboren biggen op veel bedrijven. Bijvoorbeeld doordat het varkensbedrijf gegroeid is, maar het aantal verzorgers niet in gelijke mate is meegegroeid.
Maatregelen
Om biggensterfte echt tegen te gaan, moet de varkenssector, volgens de Dierenbescherming, veel meer inzetten op varkensfoklijnen met minder en robuustere biggen per geboorte. Op haar website stelt de Dierenbescherming dat varkensfokkers uit binnen- en buitenland aangeven dat zij dit ook een goede stap vinden in het terugdringen van biggensterfte. „Een varkensfokker heeft er zelf immers ook niets aan als een groot deel van de biggen voortijdig overlijdt. Ook zij willen onnodig dierenleed tegengaan en extra kosten vermijden.”
Acties
De Dierenbescherming praat met de varkenssector om te komen tot een betere aanpak en in 2016 is de sector gevraagd deel te nemen aan de Stuurgroep Bigvitaliteit. In dat jaar is er een nieuw plan van aanpak gelanceerd. Eén van de eerste resultaten van de nieuwe aanpak is een checklist waarmee varkensfokkers de risico's op biggensterfte op hun bedrijf kunnen aanpakken. Voor de korte termijn wordt gekeken naar mogelijkheden om vanuit de huidige situatie op de bedrijven de biggenuitval te verlagen. Hiertoe wordt ingezet op kennisverspreiding gericht op managementmaatregelen die kunnen bijdragen de biggensterfte terug te brengen. Voor effecten op de langere termijn worden activiteiten benoemd die in de sector en/of bedrijven leiden tot mogelijke structuuraanpassingen om te komen tot minder biggenuitval. Er wordt gezocht naar een 'optimale toomgrootte'. Daarbij is er niet alleen aandacht voor fokkerij, diergezondheid, het geboorteproces en de voeding, maar ook voor de maatschappelijke en ethische aandachtspunten, zoals het fokken op meer spenen bij de zeug.