Controverse rond wetenschappelijke grondslag ammoniakbeleid niet opgelost
Ammoniakdossier: Rathenau krijgt neuzen niet dezelfde kant op
Minister Schouten had het instituut gevraagd om een aantal gesprekken te organiseren tussen landbouw- en natuurpartijen, de overheid en wetenschappers. Dit naar aanleiding van de commotie die er al tijden heerst rondom de wetenschappelijke basis van het Nederlandse ammoniakbeleid, en dat in 2017 op scherp was gezet door het artikel van Hanekamp, Crok en Briggs. De auteurs stelden dat het ammoniakbeleid gebaseerd was op statistische fouten en vroegen inzicht in de meetdata, maar volgens RIVM waren die niet meer beschikbaar. Het Rathenau Instituut was gevraagd om in een aantal bijeenkomsten na te gaan wat nodig is om het vertrouwen in het overheidsbeleid te herstellen.
Rathenau concludeert dat de overheid zich moet herbezinnen op haar ammoniakbeleid. Dat moet ze doen in een bredere context dan enkel de wetenschappelijke, maar ook kijken naar bijvoorbeeld het economisch model van de veehouders, met goede landbouwpraktijken, maar ook met de bedreigde biodiversiteit in Natura 2000-gebieden. De veehouderijsector voelt zich nu veel te weinig gehoord door de overheid, krijgt te maken met een stapeling van beleidsregels, en een betere communicatie van WUR en RIVM over het gebruikte wetenschappelijke model. De overheid moet volgens het instituut kijken naar een meer integraal beleid, waar gebruik wordt gemaakt van doelvoorschriften. „Dat geeft veehouders meer mogelijkheden om naar eigen inzichten een duurzame productie te realiseren.“
Geschiedvervalsing
Deze conclusies zijn getrokken op basis van drie gesprekken met verschillende partijen, waarvan één, op 8 juni 2018, met onder andere de „kritische partijen“ Jaap Hanekamp, Geesje Rotgers en Jan-Cees Vogelaar. Maar deze drie herkennen zich niet in het gespreksverslag dat het Rathenau instituut publiceert. „Het is gewoon geschiedvervalsing“, zegt Vogelaar. „Rathenau geeft aan dat de verschillen tussen de posities van RIVM en van ons minder groot zijn dan het geval leek, maar dat wij in redelijke mate op dezelfde lijn zitten als de gevestigde wetenschap is een pertinent onjuiste weergave van zaken.“
Ook rond de kwestie van de plots opgedoken ruwe data doet het rapport volgens Vogelaar geen juist verslag. Tijdens het gesprek op 8 juni kondigden WUR-wetenschappers plots aan toch nog over ruwe data te beschikken, en vervolgens ontstond een getouwtrek met de kritische partijen om de beschikbaarheid daarvan. Het rapport haalt minister Schouten aan, die de Tweede Kamer berichtte dat Vogelaar’s Mesdag-fonds c.s. had gevraagd om de ‘ruwe data’ uit de periode tussen 1997 en 2000, maar dat de WUR enkel beschikt over ‘opgewerkte data’. Maar de reactie daarop van Vogelaar, dat hij had gevraagd om meetdata, en dat het niets uitmaakt of dat ruwe data of opgewerkte data zijn, is dan weer niet in het rapport gezet. Ook niet zijn opvatting: „Er is dus geen sprake van een misverstand, zoals [minister Schouten] stelt, maar van geknoei met definities van de term ‘meetdata’.”
Voor Vogelaar biedt het rapport dan ook geen basis voor verdere gesprekken. „Het is sneu. Ik had er meer van verwacht.”