Worpindex verhogen met revolutionair inseminatiemanagement
Zeugen insemineren terwijl ze hun biggen nog zogen
In de melkveehouderij en trouwens ook in de natuur is het business as usual: dekken en drachtig worden terwijl de moeder het jong nog zoogt. Menige vrouw werd hiermee in het verleden ook verrast: want ‘de borst geven’ blijkt in de praktijk (toch) niet een voorbehoedsmiddel te zijn zoals vaak werd aangenomen.
Biggen later spenen
Het effectief insemineren van zeugen tijdens de lactatie kan een totaal nieuwe basis vormen in het reproductiemanagement in de zeugenhouderij. Dat menen de onderzoekers Downing, McDonald en Giles van de Faculteit Veterinaire wetenschappen van de University of Sydney. Het zou zelfs het dierwelzijn bevorderen doordat biggen langer bij de zeug kunnen blijven met behoud van resultaten en misschien zelfs betere efficiency. In de varkenshouderij staat traditioneel de noodzaak van spenen centraal om de zeug weer berig te krijgen en opnieuw te insemineren. In feite is dit de hoofdreden dat vermeerderaars de zoogperiode verkorten. Dit heeft als doel het aantal tomen per zeug per jaar te vergroten om hogere bedrijfsresultaten te realiseren.
Geen speendip
Als het mogelijk is inderdaad consequent de berigheid op te wekken tijdens de lactatie, zou de zeug al ruim binnen vier weken na werpen opnieuw geïnsemineerd kunnen worden. En het spenen zou langer kunnen worden uitgesteld. Deze strategie zou het volgens de onderzoekers mogelijk kunnen maken de bekende speendip bij biggen te voorkomen, het antibiotica-gebruik te verminderen en uniformere biggen op de markt te brengen.
Eerder Australisch onderzoek
Eerder onderzoek in het Pork CRC project 2D-113 ‘Induction of oestrus in lactating sows’, bevestigde dat het mogelijk is om berigheid op te wekken bij lacterende zeugen op 24-25 dagen na het werpen. Dat gebeurde door een injectie met het bekende PG 600 te geven op 20 dagen na het werpen, door beercontact en de biggen ’s nachts (16 uur) bij de moeder weg te halen: elke dag tot het moment van insemineren. Dit protocol was succesvol, maar het was nog niet duidelijk wat de invloed was van de afzonderlijke maatregelen. Doel van het nieuwe onderzoek was de rol van PG600 injectie, beercontact en afzonderingsperioden te onderzoeken ten einde goede inseminatie- en drachtigheidsresultaten te krijgen bij het insemineren van lacterende zeugen.
Toegepaste methodologie
Het project in Sydney bevatte vier experimenten om meer te weten te komen over:
- Het vroegste moment in de lactatie dat de start van de bronstcyclus kan worden opgestart.
- De rol die PG600 injecties spelen en de benodigde dagen voor scheiding van biggen.
- De benodigde periode in uren/dagen om biggen bij de zeug vandaan te halen.
-
De rol van beercontact en de mate van spontane ovulatie bij lacterende zeugen.
De onderzoekers voerden de benodigde experimenten uit op het Research en Innovatiecentrum Rivalea, in Corowa New South Wales, Australië. Qua zeugen werd gebruikgemaakt van het PrimeGroTM genotype. Waarvan een afbeelding bij dit artikel.
Conclusies
- Circa 15 procent van de zeugen ovuleert spontaan gedurende de lactatie.
- Start van het bronstinductie-protocol kan het best plaatsvinden rond dag 14 van de lactatie en niet na dag 16 van de lactatie om zeker te zijn van goede drachtigheidspercentages en toomgroottes.
- Het gebruik van PG600 blijkt geen kritische succesfactor voor het opwekken van de bronstcyclus.
- Bij beercontact kan men volstaan met het scheiden van biggen en zeug gedurende drie dagen gedurende de nacht (16 uur).
- Bij beercontact en scheiding van biggen en zeug gedurende drie dagen van 8 uur krijgt men ook goede inseminatieresultaten. Maar er is sprake van negatieve effecten om in de normale cyclus terug te keren. De toomgrootte van de eerstvolgende worp vallen tegen.
- Er werd geen verschil waargenomen in dekpercentage tussen eerste worps- en meerdere worps-zeugen bij het gebruik van PG600, scheiding van biggen en beercontact.
- Uitsluitend beercontact blijkt onvoldoende om de bronstcyclus al tijdens de lactatie op gang te brengen.