'Mengvoer is niet meer dan mengsel'
De Brabander is varkenshouder en eigenaar van Swinkels Nutrition. Een onafhankelijk adviesbureau dat varkenshouders adviseert die in eigen beheer voer maken. Hij ziet dat er een evolutie gaande is. „Varkenshouder gaan zich meer en meer in voer verdiepen.”
Hij spreekt liever niet van één omslagpunt, maar over een periode waarin hij een toenemend aantal varkenshouders ziet dat zich verdiept in voeding. „De kleiner wordende marges dwingen de varkenshouder om kritisch naar de kosten te kijken. Op voeding is veel te besparen.”
Mengsel van grondstoffen
Swinkels merkt bij een hele grote groep varkenshouders nog angst om zich gaan te gaan verdiepen in voer. „Er is altijd wel een argument om het niet te doen. Maar je hebt een graanveld en dat graan moet zoveel mogelijk in een rechte lijn naar de varkens in de stal. Meer is het niet.”
Hij merkt dat er soms heel ingewikkeld en technisch over mengvoer wordt gesproken. Onnodig volgens hem. „Mengvoer is niet meer dan een mengsel van grondstoffen.”
De voerspecialist zegt dat de eerste stap naar een eigen voersamenstelling de belangrijkste is, maar vaak ook de moeilijkste. Swinkels adviseert om klein te beginnen.„Begin met vragen stellen aan je voervoorlichter en bestudeer de pakbon. Het is een hele summiere stap, maar wel een hele belangrijke eerste stap naar meer verdieping in je varkensvoer.”
Drie categorieën
Volgens hem kun je de grondstoffen in drie categorieën indelen: zetmelen, eiwitten en vetten/oliën. Normaal gesproken moet je drie grondstoffen uit de zetmeelcategorie pakken, twee uit de eiwitrijke en eentje uit de vetten en oliën. Hij waarschuwt wel dat het ene zetmeel niet het andere zetmeel is.
„Grondstofkeuze is heel belangrijk. Je hebt bijvoorbeeld tarwe-, rijst-, maïs- en aardappelzetmeel. Ze behoren allemaal tot de zetmelen, maar als je ze onder de microscoop ziet, verschillen ze enorm van elkaar. Dan snap je ook dat je niet zomaar kunt overschakelen van tarwe- naar maïszetmeel.”
1.000 zeugen of 4.000 vleesvarkens
Naast advies, verkoopt Swinkels voederkernen aan zelfmengers. Hij komt bij ongeveer 50 varkenshouders over de vloer. Zijn gevoel zegt dat dit stuk voor stuk bedrijven zijn die financieel goed draaien. „En verminderde voerkosten spelen hier een grote rol in.”
Kijkend naar zijn klanten, schat hij dat tweederde van de bedrijven brij voeren en een derde droogvoer. Wil je het volledig in eigen beheer voer maken en mengen rendabel maken, dan moet je volgens Swinkels al gauw minimaal 1.000 zeugen of 4.000 vleesvarkens hebben.
Vooral voor de laatste groep kan het zelf malen en mengen sneller en eenvoudiger uit. „Het gaat bij de vleesvarkens om meer tonnage en het voer bevat minder grondstoffen dan zeugenvoer, wat het eenvoudiger maakt.”
Loopbaan in voer
De 34-jarige Brabander begon in 2002 als voervoorlichter. Hij werkte anderhalf jaar voor Hendrix UTD in Duitsland. Zijn volgende werkgever was een varkenshouder waar hij verantwoordelijk was voor het hele voerstuk. Van inkoop tot en met het malen en mengen van het voer.
„Daar heb ik ontzettend veel van opgestoken. Ik leerde van alles over het theoretische gedeelte tot de meest praktische zaken over hoe het voer in de stal zich vertaalt bij de varkens.” Sinds 2004 is hij vennoot in het varkensbedrijf van zijn ouders. Samen met zijn vader en een vaste medewerkster runt hij het bedrijf met 750 zeugen in Someren.
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Marijke Swinkels