Varkenshouders bezorgd over financiële situatie
Op de thema-avond kwamen 75 bezoekers af. De avond kenmerkte zich door felle discussies en een open verhaal van de gastspreker Coen van Gorp en de inhoudelijke demonstratie van Abab over arbeidskosten en arbeidsefficiency.
Zorgwekkend
Dat de verschillen tussen varkensbedrijven alleen maar groter worden, onderschrijft Gerrit Huijgen in de afsluitende bedrijvencarrousel. Hij is manager Agrarisch Team bij Rabobank Salland. „De verschillen zijn ontzettend groot. Daar schrik ik van. Dat is natuurlijk te allen tijde, maar ik vind het nu harder gaan.”
Een varkenshouder merkt op dat het merendeel van de varkenshouders niets verdient. „Het komt er op neer dat 20 procent geld verdiend en 80 procent niets. Dat is zorgwekkend.” Huijgen durft die 20 procent niet te noemen. „Ik denk dat het wel iets meer is, maar het is wel zorgwekkend”, erkent de Raboman.
Gaat om rendement
André Klemans van Abab gaat in de bedrijvencarrousel in op de stelling of varkenshouders met een voerwinst van minimaal 125 procent alleen varkenshouder blijven. „De gemiddelde voerwinst in de zeugenhouderij is ongeveer 485 euro per aanwezige zeug en de vleesvarkenshouderij 75 euro per vleesvarkensplaats. Wil je 125 procent voerwinst halen dan moet je ongeveer 600 euro bij de zeugen halen en 95 euro bij de vleesvarkens.”
Alleen deze getallen zeggen nog niet alles merkt een varkenshouder op. „Als je net nieuw hebt gebouwd, heb je hogere financieringslasten. In de voerwinst kun je die niet achterhalen.” Bedrijfsadviseur Klemans is volledig met de varkenshouder eens. „Bij een voerwinst zitten bijvoorbeeld ook niet de entkosten en die kunnen behoorlijk oplopen.”
„Het gaat er daarom om wat je onderaan de streep overhoudt. Het gaat om rendement. Daarom zegt bijvoorbeeld een kengetal kosten per vierkante meter veel meer bij de vleesvarkens dan voerwinst. Begin eens onderaan de streep terug te tellen en kijk dan waar je hoeveel geld aan kwijt bent.”
Pensioen mogelijk maken
Adviesbureau Countus zegt dat het belangrijk is dat je een financiële buffer op je bedrijf hebt. Zeker ook om later een pensioen te hebben. Volgens Ernst van Heijden moet je als bedrijfsopvolger 500 euro per maand kunnen halen uit het bedrijf om pensioen van je ouders mogelijk te maken. Anders moet je er volgens de bedrijfsadviseur niet aan beginnen.
De aanwezige varkenshouders hebben een andere mening. „De beste garantie voor een goed pensioen is een goed presenterend varkensbedrijf. Mijn zoon en ik gaan samen gas geven en die 500 euro per maand stoppen we in het bedrijf.”
Gezondheid, gezondheid en gezondheid
Gastspreker Coen van Gorp benadrukte in zijn verhaal dat de diergezondheid de basis is onder hun de bedrijf. „Gezondheid, gezondheid en gezondheid, dat is het belangrijkste op ons bedrijf. Het begin met iedereen buiten te houden. Verder hebben we eigen transportwagens en we gaan onze eigen mest verwerken zodat we geen mestwagens meer op ons erf krijgen.”
De varkenshouder wil naar een kostprijs van 40 euro per afgeleverde big van 30 kilo. Om dat te bereiken, is hij met ingenieuze technieken bezig om zijn kosten voor mestafzet en voer terug te dringen. De Brabander heeft een SPF-varkensbedrijf met 2.500 zeugen in het Drentse Dalen.
4 euro per big
Abab verrichte de aftrap van de avond met een demonstratie over arbeidskosten en -efficiency. Bedrijfsadviseur Kees Ligthart zegt dat arbeid op een zeugenbedrijf 5 tot 10 procent deel uit van de kostprijs maakt. „Het verschil in arbeidskosten bij varkensbedrijven loopt op tot 4 euro per big. Bij 30 afgeleverde biggen per zeug per jaar, is dit 120 euro per zeug. Dit is 1.200 euro aan financieringscapaciteit per zeug”, rekende de bedrijfsadviseur de zaal het verschil voor.
Niet de bedrijfsomvang bepaalt het verschil in arbeidsefficiency, wel acht andere factoren: aflevergewichten, opbrengstprijs, aanvoerleeftijd opfokgelten, werkprotocollen, type voerinstallatie, genetica, afzetkanaal en type arbeidskrachten.
Tekst: Ruben van Boekel