Rechtszaak NVV tegen Provincie Brabant
De rechtszaak diende in de rechtbank in Den Bosch en werd bijgewoond door circa 25 leden-varkenshouders. Door de invoering van de BZV worden volgens de NVV de vanuit de primaire varkenshouderij ingezette ontwikkelingen naar verdere verduurzaming gedwarsboomd.
Onverbindend worden verklaard
De NVV heeft bij de rechter geëist dat de onderdelen van de Verordening Ruimte 2014 (VR2014), die betrekking hebben op de hoogproductieve veehouderij (waaronder de BZV) geheel of gedeeltelijk onverbindend worden verklaard.
Daarnaast noemt de NVV de BZV onrechtmatig en eist een financiële vergoeding voor de extra investeringen en meerkosten die varkenshouders moeten maken om aan de BZV te voldoen. De NVV wil de afspraken uit het Verbond van Den Bosch via de rechter afdwingen. „Indien hogere eisen aan varkenshouders worden gesteld, moeten de consequenties door de gehele keten worden gedragen”, betoogde NVV-voorzitter Ingrid Jansen.
Jansen: „De retail heeft haar koplopers-rol, zoals verwoord in het Verbond van Den Bosch, niet gepakt en terwijl de Provincie Noord-Brabant dit wist, heeft ze de BZV doorgevoerd en daarmee eenzijdig de verantwoordelijkheid gelegd bij de primaire producenten door extra eisen op te leggen. Voor Brabantse varkenshouders betekent dit dat zij, boven op de al geldende Europese en bovenwettelijke Nederlandse eisen, ook nog moeten voldoen aan extra kostprijsverhogende provinciale maatregelen als zij willen ontwikkelen.”
Tekst: Ruben van Boekel