Genetische variatie van varkens nog steeds groot
Dat concluderen onderzoekers van Wageningen University en enkele internationale collega’s in een publicatie die 31 augustus online verscheen bij Nature Genetics.
Oorsprong varken
Varkens worden sinds zo’n 9.000 jaar door mensen gehouden. Dat begon in Anatolië, nu het Aziatisch deel van Turkije, en in de Mekong Vallei in Vietnam. De onderzoekers van Wageningen University gingen aan de slag met de vraag wat is er veranderd in het genoom van tamme varkens ten opzichte van dat van wilde zwijnen, en hoe dat proces is verlopen.
Voor het onderzoek werd van 104 wilde en tamme varkens het complete genoom in kaart gebracht en met elkaar vergeleken. Deze 104 dieren waren gekozen uit een collectie van 4.000 varkens van over de hele wereld die eerder al met een chip met 60.000 SNPs (single nucleotide polymorphism) gekarakteriseerd waren.
Gedrag en bouw
Uit de genoomsequenties blijkt dat tamme varkens in de loop der eeuwen sterk op gedrag en bouw zijn geselecteerd. Varkens werden rustiger, de schedel werd korter en de dieren werden kleiner – al zijn ze de laatste eeuwen weer langer en groter geworden. Daarbinnen zijn echter nog altijd twee subgroepen te onderscheiden, die verband houden met de regio van oorsprong, Azië of Europa, zegt Martien Groenen, hoogleraar Dierlijke genomica en betrokken bij het onderzoek. „Het netwerk van genen waar in Azië op geselecteerd is, komt overeen met dat van Europese varkens, maar de specifieke plekken zijn vaak verschillend.”
Daarnaast tonen de onderzoekers aan dat er voortdurend inmenging van wilde varkens in de gedomesticeerde varkens heeft plaatsgevonden. „In de Middeleeuwen lieten boeren hun varkens gewoon los in het bos lopen, waardoor de genetische uitwisseling met hun wilde soortgenoten behoorlijk sterk bleef.”
Die wilde inmenging is goed nieuws voor de fokkerijsector, zegt Groenen. „Daardoor is er voor fokkers bij varkens nog veel genetische variatie te vinden.”
Tekst: Ruben van Boekel, WUR
Beeld: Susan Rexwinkel