PvdD: ‘Veehouderij óók schuldig aan opmars eikenprocessierups’
In een opiniestuk in dagblad Trouw reageert Remko Niemeijer op de nieuwe langetermijnvisie van de provincie Drenthe. Die stelt dat we moeten leren omgaan met de aanwezigheid van de rups en we moeten wachten op een nieuwe balans in de natuur, waarbij deze op een natuurlijke manier wordt teruggedrongen. Volgens Niemeijer onderstreept dat het aantal gehouden dieren in Nederland fors moeten slinken. En veel meer dan de door de minister aangekondigde 10 procent. „Uit het oogpunt van biodiversiteit én dierenrechten, moeten we toe naar zo min mogelijk gehouden dieren. Dat heeft uiteindelijk ook invloed op de uitdijende eikenprocessierupsplaag”, aldus Niemeijer.
Veehouderij oorzaak
Om zijn visie te onderbouwen verwijst hij naar Wikipedia, waarop te lezen valt dat de rups sinds 1990 steeds vaker voorkomt in Nederland en dat de rups houdt van droge winters en droge en warme zomers. De rups profiteert van de klimaatverandering die, aldus de PvdD zegsman, voor een belangrijk deel samenhangt met de intensivering van de veehouderij. Niemeijer trekt hieruit de conclusie dat de opmars komt door de intensivering van de veehouderij, die op gang kwam na de Tweede Wereldoorlog. „De verzuring van de natuur die onder andere daardoor optrad, zorgde ervoor dat koolmezen en andere soorten minder talrijk werden, want de jongen hebben kalk nodig. En kalk verdwijnt, waar verzuring verschijnt. De koolmees is een natuurlijke vijand van de eikenprocessierups. Zodoende houdt toegenomen welvaart, die leidde tot intensieve vleesconsumptie, verband met het ontstaan van deze rupsenplaag,” concludeert Niemeijer.
Feiten
Uit een bestudering van zijn (Wikipedia) bronnen blijkt dat Niemeijer ‘vergeet’ te vermelden dat ook tussen 1820 en 1900 de processierups in Zuid-Nederland in vrij grote getale en talrijk voorkwam. Om vervolgens lange tijd uit ons land te verdwijnen. Dat is juist in een tijdperk met totaal geen enkele vorm van intensieve veehouderij en klimaatverandering. Verder blijkt uit cijfers van de Vogelbescherming dat het aantal broedende koolmezen in Nederland de afgelopen 25 jaar redelijk constant is, met enkele jaren een lichte stijging en enkele jaren een lichte daling. Verder verwijst Niemeijer naar de minder aanwezige kalk. De Zuid-Limburgse gronden zijn van nature erg kalkrijk. Laat juist daar jaren geleden de eikenprocessie weer voor het eerst in Nederland te zijn opgedoken.
Landbouw schuldig aan minder en meer vlinders
Vreemd is verder dat de PvdD zich zorgen maakt over de achteruitgang van insecten zoals de vlinders. Ze stelde hierover eerder schriftelijke vragen. Daarbij verwijst de PvdD naar de landbouw als voornaamste oorzaak van het dalend aantal vlinders. Nu is diezelfde landbouw/veehouderij, volgens de PvdD, juist de oorzaak van de forse toename van de eikenprocessierups, die zich verpopt tot vlinder. Desgevraagd zegt Niemeijer dat er meerdere oorzaken zijn, maar dat hij zich in zijn opiniestuk noodgedwongen heeft moeten beperken.
Tekst: Guus Queisen
Opgegroeid op een gemengd agrarisch bedrijf op een typisch Zuid-Limburgse carréboerderij. Na een financieel/economische opleiding en diverse functies sinds 1985 in deeltijd en sinds 1996 fulltime op freelance basis actief in de landbouwjournalistiek. Volg kritisch alle ontwikkelingen die (in-)direct aan de agrarische sector gerelateerd zijn. Bij Agrio werkzaam voor zowel de papieren als de digitale uitgaven van: Stal en Akker, Pigbusiness, Melkvee en Akkerwijzer.
Beeld: Robert Ellenkamp
Bronnen: Trouw, Wikipedia, Vogelbescherming Nederland, Partij voor de Dieren, Eigen verslaggeving