Van de Peut haalt 1.150 gram groei
Martin van de Peut heeft samen met zijn vrouw Harma een gesloten SPF-varkensbedrijf met 340 zeugen, 1.430 dierplaatsen voor gelten en opfokberen in Marknesse. Hij is leverancier van SPF-fokberen van Topigs Norsvin. Als enige varkenshouder in Nederland levert hij SPF-fokberen van het ras Talent en Tempo. De 53-jarige varkenshouder is de gastspreker op de Pig Business thema-avond Voeding op woensdag 7 oktober in Dalfsen.
Eigen voersamenstelling
Van de Peut is pas tien jaar varkenshouder. Voorheen werkte hij in de varkensfokkerij en mengvoederindustrie. In 2005 kocht hij samen met zijn vrouw een akkerbouwbedrijf in de Noordoostpolder waar hij zijn varkensbedrijf startte. De varkenshouder wilde in een varkensarm gebied beginnen. Naar eigen zeggen is in een omtrek van vier kilometer geen ander varkensbedrijf te bekennen. In de beginjaren betrok hij zijn voer van de mengvoerfabrikant. De daggroei bij de gelten en opfokberen lag gemiddeld rond de 800 gram. Veel te laag naar zijn zin. Van de Peut wilde minimaal 1.000 gram groei halen.
Hij maakte vervolgens zelf de voersamenstelling en kocht de gemalen granenmix in. De groei steeg naar 900 gram groei. „Het ging aardig goed, alleen er was een te grote schommeling in de groeifase bij de vleesvarkens. Volgens ons lag het aan de kwaliteitsverschillen en maalfijnheid van de granen.” De berenfokker zegt dat dit zijn weerslag heeft op de groei. „Als een varken eerst 1.100 gram groeit en dan de voerkwaliteit slechter wordt, zakt de groei in elkaar. Als de kwaliteit vervolgens weer beter wordt, trekt de groei weer aan, maar nooit meer zo hoog als eerst. En elke keer als dit zich herhaalt, is de groeipiek lager. Zo werkt het beschermingsmechanisme van het varken als het dier de grondstoffen niet kan verteren.”
Aanpak werkt
In 2010 bouwde hij zijn eigen voerfabriek met een graanopslag van 400 ton met als doel een stabiele en goede samenstelling van het voer. In 2012 breidde hij zijn graanopslag uit tot 1.300 ton. Alle inkomende granen worden gecontroleerd op kwaliteit en vervolgens geschoond met lucht Hij laat de granen na het oogsten minimaal een maand besterven. „Besterven is de granen tijd geven. Als je de granen te vroeg na het oogsten voert, kan het varken ze minder goed verteren.” De granen komen in geconditioneerde bewaaropslag waar ze continu worden belucht en gedroogd tot een vochtpercentage van 15 procent of minder. Daarnaast heeft hij elk teeltseizoen overleg met de akkerbouwers over de bemesting en bespuiting van het graan.
Het pakket aan maatregelen werkt, want de gemiddelde groei bij zijn gespeende biggen tot 30 kilo is 600 gram per dag. De opfokgroei in het traject van 30 tot 120 kilo ligt nu tussen de 1.075 en 1.150 gram groei. Hij voert hoofdzakelijk tarwe, gerst, haver en soja aan zijn varkens. Ongeveer 80 procent van zijn graan betrekt de voormalige voervoorlichter nu uit de buurt.
Bij het malen krijgt elke grondstof een aparte procedure. De varkenshouder uit Flevoland kan zo de maalfijnheid en structuur per grondstof afstemmen. „We malen nooit meerdere grondstoffen tegelijk. Elke grondstof heeft zijn eigen functie en eigenschappen.”
Groei is maatstaf
Volgens Van de Peut is de groei bij het varken de maatstaf of het voer goed is. „Als je een goede groei hebt, haal je ook een goede voederconversie en slachtclassificatie.” Zijn voederconversie ligt onder de 2 en op de Duitse Autofom-classificatie scoort hij steevast boven de 1 indexpunt. Zijn voerkosten per kilo groei bij de vleesvarkens liggen rond de 48 cent. „Dit is exclusief de arbeid en bouwkosten voor de opslag en maal- en menginstallatie.”
Van de Peut waarschuwt varkenshouders die willen beginnen met zelf voer malen en mengen om de voerkosten te verlagen. „Als je bij de inkoop van grondstoffen teveel op prijs focust, ga je concessies doen op de kwaliteit. En als de kwaliteit van het voer onvoldoende is, raakt het dier in onbalans en gaat de groei onderuit. Het doel bij zelf voer malen en mengen moet zijn om de technische resultaten te verbeteren. Als dat gebeurt, verlagen de voerkosten vanzelf.”
Tekst: Ruben van Boekel
Beeld: Ruben van Boekel