Bioland: ‘Duitse officiële keurmerk garandeert dierenwelzijn te weinig’

Ook blijkt dat de keurmerken niet altijd aan de minimale wettelijke eisen voldoen. De keurmerken zijn nog niet definitief en Bioland hoopt dat er nog grondige aanpassingen doorgevoerd kunnen worden en wil eigenlijk een apart en officiële biologisch dierwelzijnskeurmerk.
Het nationale vrijwillige dierwelzijnskeurmerk is verdeeld in drie niveaus. Een apart niveau voor biologisch vlees is echter niet gepland en dat stuit Bioland tegen de borst. Daarentegen gebruikt de levensmiddelendetailhandel ook een label dat is gebaseerd op dierhouderijsysteem en naast het nationale keurmerk zal worden gebruikt. Niveau 1 is de wettelijke minimumnorm tot niveau 4; dat een combinatie is van biologische en conventionele ‘premium’ dierhouderijsystemen. De beide systemen zijn te verschillend dat er verwarring zal ontstaan, zegt Bioland. Bovendien is bij beide systemen niet duidelijk dat biologisch de beste keuze is.
Consumentenmisleiding
De twee labels grenzen volgens Bioland aan misleiding van de consument. „Bij het winkelen reiken consumenten naar het zogenaamde beste niveau en hebben ze niet eens het best mogelijke niveau, namelijk biologisch, in hun handen met een volledige garantie", zegt Jan Plagge, voorzitter van Bioland. „Consumenten hebben oriëntatie nodig in plaats van verwarrende tactieken.”
Daarnaast bekritiseert de vereniging ook het feit dat het stappenstructuur tegenovergesteld is aan de etikettering van eieren die de consument al jaren leert. Daar staat (0) voor biologisch, (1) voor vrije uitloop, (2) voor stallenbouw en (3) voor de wettelijke minimumnorm.
Verschil varkenshouderij
Dat de twee normeringssystemen totaal andere criteria hanteren dan de biologische voorwaarden, wordt duidelijk bij de varkens. In de hoogste stadia van de twee etiketteringssystemen is meer dan 50 procent minder ruimte in de stal (inclusief de buitenruimte) dan in de biologische regelgeving gebruikelijk is. Ook zijn er geen beperkte maatregelen in de twee andere systemen opgenomen betreffende het gebruik van antibiotica en medicijnen. Ook zijn de criteria voor het houden van zeugen en biggen minder streng dan biologisch. Met beide keurmerken heeft elk dier slechts de wettelijke minimumnorm van een maximumoppervlakte van 2,5 m² beschikbaar, terwijl EU-verordening 7,5 m² voor het hoogste niveau voorschrijft.
Nauwelijks geschikt
Plagge: „Het staatslabel voor dierenwelzijn en het label van de levensmiddelenhandel over het type veehouderij zijn nauwelijks geschikt om de aankoopbeslissing van de consument te vergemakkelijken. Ze verwarren met ingewikkelde gradaties en verwijzen te vaak naar de wettelijke minimumnorm om zich echt te kunnen verfraaien met het label Tierwohl.” Het vrijwillige staatsetiket voor dierenwelzijn is nog niet bij wet aangenomen. Bioland hoopt dat minister Klöckner inzicht zal tonen en de kritiek van consumenten, boeren en politiek serieus gaat nemen.

Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Bioland
Bron: Bioland