Risico vroege PRRS groter dan varkenshouders inschatten
Dit voorjaar onderzocht Zoetis in samenwerking met GD en DGZ de PRRS-prevalentie in Nederland en België op basis van speekselonderzoek bij gespeende biggen op 122 zeugenbedrijven.[1] Daarnaast voerde AgriDirect in dezelfde periode een telefonisch marktonderzoek uit in opdracht van Zoetis.[2] Circa 400 varkenshouders werden bevraagd op hun situatie, verwachtingen en werkwijze omtrent PRRS. Dit tweeledige onderzoekstraject heeft als doel een representatief beeld te creëren van de PRRS-situatie in de Nederlandse en Belgische biggenopfok.
Vaccinatiemoment vs. infectiemoment
Uit het prevalentieonderzoek blijkt dat circa een derde de biggen vaccineert tegen PRRS.[1] Opvallend is dat het vaccinatiemoment in veel gevallen niet gekoppeld wordt aan het bedrijfsspecifieke infectiemoment. Waar in 51% van de gevallen PRRS al kort na het spenen gevonden wordt[1], vaccineert het gros pas vanaf drie weken in de veronderstelling dat dit de vroegste mogelijkheid is.[2]
Zeugenvaccinatie vaste norm
Varkenshouders schatten zelf dat de helft van de bedrijven PRRS-positieve biggen heeft op het moment van spenen.[2] Klinische problemen bij de biggen is voor één op de drie vaccinerende varkenshouders de aanleiding geweest om te starten met een biggenvaccinatie.[2] Zeugenvaccinatie blijkt daarentegen een vaste norm, 93% van de vaccinerende bedrijven ent de zeugenstapel.[2] De bedrijfsdierenarts wordt door 97% genoemd als belangrijkste adviseur hierin en is ook sterk bepalend in de keuze voor een vaccin.[2]
1 Zoetis PRRS prevalentieonderzoek CheckPRRS België/Nederland, 2019
2 Telefonisch marktonderzoek AgriDirect, mei 2019
MM-06263