Onderzoek diergeneesmiddelen en waterkwaliteit
CLM doet dat onderzoek in opdracht van STOWA, provincie Noord-Brabant, VEWIN, hoogheemraadschap van Rijnland, wetterskip Fryslân en de waterschappen Aa & Maas, Brabantse Delta en de Dommel.
Moeilijk
CLM stelt dat er in Nederland geen centrale registratie plaatsvindt van het gebruik van alle diergeneesmiddelen en dat de verkoopcijfers niet openbaar zijn.
Ook de beoordelingen over uitscheiding van de stoffen via de mest en het gedrag van de stoffen in het milieu zijn – voor zover uitgevoerd - niet openbaar. Dit maakt het voor waterbeheerders heel moeilijk om de risico’s van deze stoffen in te schatten of om te beslissen welke stoffen ze moeten gaan meten, stelt CLM.
Geen normen
Bovendien bestaan er voor (dier)geneesmiddelen geen formeel vastgestelde waterkwaliteitsnormen. Om zeker te zijn van schoon water, is het van belang betere cijfers te hebben over het gebruik van middelen, de uitscheiding in mest en het gedrag van de stoffen in het milieu, aldus CLM.
Restanten van diergeneesmiddelen kunnen via urine en mest van (landbouw)huisdieren op de bodem en uiteindelijk in het grond- en oppervlaktewater terechtkomen. Een andere emissieroute is bijvoorbeeld via de lozing van het effluent van mestverwerking op het riool en vervolgens via de RWZI’s naar het oppervlaktewater.