B-N project: Belgisch antibioticagebruik varkens halveert, Nederland stabiel
Aangezien het probleem van antibioticaresistentie niet stopt bij de landsgrens, werd binnen het i-4-1 Health-project een samenwerking opgestart tussen België en Nederland. Daarbij lag de focus op infectiepreventie. Gedurende anderhalf jaar werden binnen dit project 14 Belgische en 15 Nederlandse varkensbedrijven begeleid. Insteek was, om via een verbeterde diergezondheid door middel van betere infectiepreventie, het antibioticagebruik terug te dringen. Vóór de deelname scoorden de betrokken bedrijven met hun gespeende biggen een hoger dan gemiddeld landelijk antibioticagebruik. Voor de bedrijven werden verbeterpunten opgesteld waar de varkenshouder de volgende zes maanden gericht aan zou gaan werken. Deze werden geëvalueerd en vervolgens aangevuld met mogelijk nieuwe verbeterpunten. Na zes maanden werd opnieuw geëvalueerd. Nele Caekebeke van de afdeling dierengeneeskunde van de Universiteit van Gent: „Het terugdringen van het antibioticaverbruik maakt preventie van dierziekten noodzakelijk. Een hoge mate van bioveiligheid op het bedrijf is dan ook van groot belang.” De bioveiligheid omvat alle maatregelen die de varkenshouder kan nemen om ziekten zowel buiten het bedrijf te houden (externe bioveiligheid), als het tegengaan van verspreiding op het bedrijf als het zich daar inmiddels bevindt (interne bioveiligheid).
Verbeterpunten
De verbeterpunten waren per bedrijf verschillend. De twee voornaamste onderwerpen waar de varkenshouders extra aandacht aan moesten besteden waren: bedrijfshygiëne en - management. Onder het kopje hygiëne vielen zowel de algemene hygiënevoorschriften voor personeel en bezoekers, als het verbeteren van de kadaverplaats, het scheiden van een schone en vuile weg op het bedrijf en het doorvoeren van verbeteringen op het vlak van reiniging en ontsmetting van de stallen. Verbeteringen in het management omvatten veelal het verlagen van de bezettingsdichtheid, strikte all-in/all-out en/of het verbeteren van het dekmanagement.
Verschillen België-Nederland
De Belgische bedrijven startten gemiddeld met een lagere score, maar tijdens de duur van het project verbeterden hun bioveiligheidsmaatregelen. Bij de 15 Nederlandse deelnemende bedrijven bedroeg de bioveiligheidsscore bij de start 72,6 en na 1,5 jaar 72,7. De Belgische bedrijven hadden bij de start een score van 53,3 en aan het eind 64,2. Het antibioticagebruik op de deelnemende bedrijven werd verzameld en berekend als de behandelincidentie of TI. Bij de start van het project was er een zeer groot verschil tussen het gemiddeld antibioticagebruik bij de gespeende biggen tussen bedrijven en tussen de landen. Gemiddeld scoorde de Belgische bedrijven een TI-waarde van 45,7 tegen 15,9 op de Nederlandse bedrijven. Een mogelijke verklaring hiervoor is, volgens Nele Caekebeke, dat in Nederland de overheid al eerder heeft ingezet op een reductie van het antibioticagebruik. Na een jaar begeleiding daalde het gemiddeld antibioticagebruik op de Belgische bedrijven met meer dan de helft, van 45,7 procent naar 22,0 procent. Tijdens dit project daalde in Nederland het gemiddeld verbruik van 15,9 naar 14,8. Het bleef daarmee relatief stabiel, maar de variatie tussen bedrijven daalde wel. In België was dus sprake van een sterke daling zeer sterk, maar de hoeveelheid antibiotica die gebruikt werd aan het begin van het project lag wel sterk boven het gemiddelde van Nederland. Een voordeel van dit grensoverschrijdend onderzoek is volgens Nele Caekebeke dat door nauw met elkaar samen te werken, België en Nederland van elkaar hebben kunnen leren. „De samenwerking biedt nieuwe inzichten en aanknopingspunten.”