Schouten: ‘Geen verhoging van mestboetes’
Het doel van het CDM-onderzoek was om te bepalen of de boetes voldoende afschrikwekkend zijn, door de hoogte van de boetes af te zetten tegen het economisch gewin van niet-naleving van de regelgeving. Schouten: „De CDM heeft aangegeven dat er geen empirische informatie beschikbaar is over het verband tussen factoren aan de zijde van de overtreder en de fraudeprikkel, met andere woorden wat de drijfveren zijn voor ondernemers om de regels niet na te leven.”
Vergelijking kosten mestafzet en boetes
De minister schrijft verder dat in zijn algemeenheid kan worden verondersteld dat het economisch gewin van niet-naleving een belangrijke drijfveer is voor iemand die de regels overtreedt. Daarom is door het CDM de kosten van (legale) mestafzet vergeleken met de boetes. „Een boete moet altijd evenredig zijn. Onvoldoende draagkracht kan een reden zijn om een boete te matigen. Het verder verhogen van het wettelijk maximum voor de boetes leidt er in dergelijke gevallen niet toe dat er daadwerkelijk hogere boetes worden opgelegd.”
De door de CDM genoemde pakkans van 22 procent komt voort uit een modelberekening. Het is volgens de minister niet goed mogelijk om de pakkans in de praktijk vast te stellen. Ze is wel van mening dat de pakkans omhoog moet en daar is de versterkte handhavingsstrategie mest op gericht. „Ten aanzien van de hoogte van de boetebedragen heeft de CDM aangegeven dat het economische voordeel van overtredingen hiermee ruimschoots wordt weggenomen. Een algehele verhoging van de boetes ligt daarom niet in de rede.”
Mestbeleid complex
De minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus heeft ook kennisgenomen van het CDM-advies. In het Dreigingsbeeld milieucriminaliteit 2016 wordt met betrekking tot mestfraude gesteld dat het voor mestproducenten lastig is hun overtollige mest af te zetten en dat ze een hoge mestafzetprijs moeten betalen. De motivatie om kosten te besparen is groot. Verder concluderen de onderzoekers in het dreigingsbeeld dat het stelsel van regelgeving zo uitgebreid is, dat het lastig of slecht te handhaven is.
Ook minister Schouten hoort regelmatig uit de praktijk dat de mestregelgeving erg complex is, waardoor naleving van de regels voor ondernemers en handhaving niet altijd eenvoudig is. „Dat is een van de redenen waarom ik de herbezinning op het mestbeleid ben gestart. In dit traject is intensief met ondernemers en andere partijen gesproken om praktijkinformatie te vergaren. Ik ben voornemens om dat te blijven doen, ook via het boerenpanel dat in het kader van de herbezinning op het mestbeleid is ingesteld. Ik vind het om deze redenen niet nodig om nader empirisch onderzoek te laten verrichten”, aldus Schouten.
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Ruth van Schriek
Bron: Ministerie van LNV