Investeringsaftrek bij samenwerkingsverbanden
De hoogte van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)
De KIA wordt lager naarmate het investeringsbedrag op jaarbasis toeneemt. Het kan dus voordelig zijn om investeringen over een jaar heen te tillen om de hoogte van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek te optimaliseren. Voor 2022 geldt voor de volgende toepassing voor de hoogte van de KIA:
- tot € 2.400 = € 0
- € 2.400 tot € 59.939 = 28% van het investeringsbedrag
- € 59.939 tot € 110.998 = € 16.784
- € 110.998 tot € 332.994 = € 16.784 minus 7,56% van het gedeelte boven het investeringsbedrag van € 110.998.
- € 332.994 tot - = € 0
Investeringsaftrek bij samenwerkingsverband
De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek wordt toegepast op de gezamenlijke investeringen van de firmanten. De toerekening hiervan geschiedt naar rato van hetgeen de firmanten in een vof en de maten in een maatschap onderling zijn overeengekomen. Door een verschil in interpretatie en afwijkende uitspraken van de lagere rechters ontstond de nodige commotie rondom de toepassing van de KIA. Dit leidde in de praktijk tot tal van nieuwe procedures. De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan over de toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in samenwerkingsverbanden. De onduidelijkheid in de berekeningsmethodiek heeft geleid tot een wetswijziging met ingang van 1 januari 2021.
Drijft de belastingplichtige zijn onderneming in de vorm van een samenwerkingsverband, dan wordt het investeringsbedrag berekend op het niveau van het samenwerkingsverband, vermeerderd met de investeringen in het buitenvennootschappelijke vermogen van de betreffende belastingplichtige. Vervolgens bedraagt de KIA voor die onderneming van de belastingplichtige de investeringsaftrek die hoort bij dat berekende investeringsbedrag, vermenigvuldigd met het aandeel van de belastingplichtige in dat investeringsbedrag.
Rekenvoorbeelden
Om de toepassing te verduidelijken, wordt aan de hand van een voorbeeld weergegeven hoe de KIA vanaf 1 januari 2021 moet worden berekend.
Rekenvoorbeeld KIA vanaf 1 januari 2021
Twee ondernemers, A en B, oefenen hun onderneming uit in een vof. Zij zijn beiden voor 50% gerechtigd tot de winst van deze vof. De vof investeert in totaal voor € 50.000 in bedrijfsmiddelen. Ondernemer A heeft daarnaast nog geïnvesteerd via zijn eenmanszaak (buitenvennootschappelijk vermogen) voor € 40.000. Ondernemer B heeft daarnaast via zijn eenmanszaak voor € 60.000 geïnvesteerd. De investeringsaftrek ziet er als volgt uit:
Ondernemer A heeft voor de tabeltoepassing geïnvesteerd in € 50.000 + € 40.000 is € 90.000. Volgens de tabel is dat een investeringsaftrek van € 16.784. Het aandeel van ondernemer A in de investeringsaftrek is (€ 40.000 + 50% van €50.000)/€ 90.000 van € 16.784 is € 12.122.
Ondernemer B heeft voor de tabeltoepassing geïnvesteerd in € 50.000 + € 60.000 = € 110.000. Volgens de tabel is dat een investeringsaftrek van € 16.784. Het aandeel van ondernemer B in de investeringsaftrek is (€ 60.000 + 50% van €50.000)/€ 110.000 van € 16.784 is € 12.970.
Laat u adviseren
Als u van plan bent om in een samenwerkingsverband te investeren in bedrijfsmiddelen alsmede in het buitenvennootschappelijk vermogen, laat u dan vooraf informeren over de hoogte van de aftrek in de verschillende situaties. Zo kunt u zo optimaal mogelijk gebruikmaken van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Tekst: Sophia van Vijfeiken-Vos