'Geboortegewicht van grote invloed op latere economische waarde'
Dat meldt De Oosthof Dierenartsen maandag 1 augustus in haar nieuwsbrief. In juni bezochten vier varkensdierenartsen van De Oosthof een congres in Dublin. Tijdens dit congres hield professor John Mabry hield de lezing ‘How to Deal with Success in Genetic Improvement’ en hier kwamen een aantal interessante zaken naar voren.
„Bij biggen met een geboortegewicht boven 1.400 gram ligt de uitval voor spenen onder de 10 procent. Daarentegen hebben biggen met een geboortegewicht onder 1 kg meer dan 25 procent kans op uitval; deze uitval loopt sterk op bij het lager worden van het geboortegewicht”, zei professor Mabry.
Marktwaarde
Verder was er ook aandacht voor de marktwaarde van varkens in relatie tot het geboortegewicht. „Weegt een big 1,4 kilo dan brengt die aan de slachthaak ruim 14 dollar meer op dan een big dat geboren wordt met een gewicht van 1,0 kilo”, vertelde de professor.
Daarnaast speelt de vervanging van oude zeugen door jongere ook nog een rol. „De genetische vooruitgang zorgt dat de eerste worp zeug meer biggen krijgt dan een oudere. Al zijn de biggen gemiddeld lichter en geeft de zeug gemiddeld wat minder melk. Daardoor ontstaat in de mesterij ook weer enige schade die eigenlijk op het moment van vervanging van een oude zeug in de berekening meegenomen moet worden.”
Take home messages
Professor Mabry gaf alle aanwezigen de volgende take home messages mee:
- De laatste 30 jaar heeft het gebruik van fokkerijtechnieken gezorgd voor een grote genetische vooruitgang wat betreft voortplanting, groeisnelheid, voeder conversie en vlees-vet-verhouding.
- In dezelfde periode zagen we een afname van het gemiddelde geboorte gewicht en toename van het aantal te licht geboren biggen. Dit veroorzaakte een lager speengewicht, meer uitval, lagere groei en minder winstverwachting van deze biggen in het vleesvarkenstraject.
- In relatie met bovenstaande ging de fokkerij meer richting extremere fenotypes (minder rugvet, meer spieren, andere lichaamsbouw) met als gevolg minder vitaliteit bij zowel zeug als biggen (sterftepercentage biggen, uitval/vervanging zeugen, te lichte speenbiggen en vleesvarkens van te weinig kwaliteit).
- Het is belangrijk dat fokkerij organisaties in hun programma’s aandacht geven aan fenotype/ uiterlijk/ lichaamsbouw van het eindproduct om zo de vitaliteit van de varkens op peil te houden of te verbeteren.
- Het is ook mogelijk voor fokkerijorganisaties om vitaliteitskenmerken, zoals uitval en vervanging, op te nemen in hun fokprogramma’s. Dit zou het best kunnen gebeuren door het volgen van de nakomelingen.
- Voor de commerciële varkenshouder is het verstandiger om de focus wat fokkerij betreft te leggen op winst op lange termijn en minder op korte termijn verbeteringen van een beperkt aantal fokdoelen (zoals alleen maar meer biggen produceren). Het is beter om te kijken naar het aantal levend geboren biggen met een gewicht boven 1.000 gram dan alleen het aantal totaal geboren biggen als fokdoel te gebruiken.
„Ook in Nederland moeten we ons focussen op minder uitval in de kraamstal”, zegt varkensdierenarts Johan Kamp van De Oosthof. Hij was bij de presentatie van professor Mabry aanwezig. „Varkenshouders zullen er samen met hun dierenartsen, de fokkerij organisaties, de voerleveranciers en de andere erfbetreders aan moeten werken om meer vitale varkens en biggen op de bedrijven te krijgen. Zo houden we onze varkenshouderij in Nederland vitaal.”
Tekst: Tom Schotman
Groeide op een vleeskuikenbedrijf in het Achterhoekse Vragender op. Schrijft sinds augustus 2013 voor Pluimveeweb.nl, vakblad Pluimveeweb, Pigbusiness.nl, vakblad Pig Business en de regionale agrarische vakbladen van Agrio.
Tekst: De Oosthof Dierenartsen
Beeld: Susan Rexwinkel