APP uitbraken, tot frustratie van de varkenshouder
App (Actinobacillus pleuropneumoniae) uitbraken kunnen zeer frustrerend zijn voor varkenshouders en hun dierenartsen. Veel koppels zijn geïnfecteerd met 1 of meerdere App bacteriestammen. Deze kiemen bevinden zich in de tonsillen (amandelen), de neusholte of in chronische longletsels of longabcessen. Kiemen kunnen soms gedurende lange tijd op het bedrijf aanwezig zijn, zonder dat er klinische symptomen of suggestieve letsels (pleuritis) in het slachthuis zichtbaar zijn. Individuele, besmette dieren zijn moeilijk te onderscheiden van gezonde. Ten gevolge van veranderingen in de risicofactoren zoals het management of significante stressfactoren kan er toch plotseling kliniek opduiken.
Overdracht van App
De overdracht van App bacteriën gebeurt vooral via neus–neus contact, zowel in horizontale richting (tussen zeugen en gelten , tussen gespeende biggen en tussen vleesvarkens onderling) als in verticale richting (tussen de zeug en haar biggen). Vroege, verticale overdracht van App van geïnfecteerde zeugen naar hun biggen treedt meestal op vanaf 10 dagen leeftijd. Bij uitzondering kan dit reeds in de eerste levensweek voorkomen. De overdracht is dosis afhankelijk. Dit wil zeggen dat een bepaalde hoeveelheid bacteriën nodig is voor infectie (Sassu et al., 2017). In tegenstelling tot Mycoplasma hyopneumoniae waar de overdracht vooral door de jongere zeugen gebeurt, zijn zeugen van alle pariteiten in staat om App bacteriën door te geven aan hun nakomelingen. Bovendien is er een relatie tussen de speenleeftijd en het aantal besmette biggen. Jonger gespeende biggen zouden in verhouding minder geïnfecteerd zijn, ondanks het feit dat spenen op latere leeftijd een positieve impact heeft op het dierenwelzijn. Na het spenen kan er een tweede infectiegolf optreden van big tot big. Daarom wordt aangeraden om biggen per toom bij elkaar te houden na het spenen om zo de transmissie tussen biggen onderling te reduceren. De transmissie gaat verder in de vleesvarkensstal.
Of geïnfecteerde dieren uiteindelijk ook ziektesymptomen zullen ontwikkelen hangt af van de aanwezigheid van uitlokkende factoren of zgn. triggers. Het klimaat en vooral temperatuurschommelingen (bv. een warme dag met een koude nacht) is een belangrijke trigger. Ook transport vormt in Nederland een belangrijke oorzaak van App-uitbraken. De ervaring leert dat er een relatie is tussen het optreden van uitbraken en de afstand van het transport. Koppels op ver transport hebben meer kans op een uitbraak en zijn bovendien gevoelig voor herhaalde uitbraken. Dit wordt door varkenshouder als zeer frustrerend gezien. Het tijdstip waarop de uitbraak na transport optreedt is variabel en afhankelijk van de incubatietijd van de kiem. Dit is de tijd die een kiem nodig heeft om na besmetting van de long een dier ziek te laten worden. In sommige gevallen is dit binnen de 24u, bij andere is dit 2 à 3 weken na het transport.
Ook infecties met andere ziektekiemen kunnen de kans op een App uitbraak vergroten. In de literatuur staat beschreven dat infecties met Mycoplasma hyopneumoniae en griep belangrijke triggers zijn. Voor PRRS zou dit minder het geval zijn. Toch zien we in het veld dat App uitbraken vaak milder zijn of verdwijnen wanneer PRRS infecties tot rust worden gebracht.
Overdracht van App bacteriën over een langere afstand, tussen stallen en tussen bedrijven, is gerapporteerd voor afstanden tot 150 meter, maar zijn eerder uitzonderlijk.
App bacterie in de omgeving
App bacteriën kunnen slechts enkele dagen in de omgeving overleven. De meeste onsmettingsmiddelen doden de kiem af. De overlevingskansen buiten het dier vergroten echter als de App kiemen zich in slijm ,water of een biofilm bevinden. De overlevingsduur kan dan oplopen tot een maand. Daarom kan reiniging van de drinkwaterleidingen of eventueel droogzuigen van de drinkbakjes na reiniging van de stal een aandachtspunt zijn.
App uitbraken worden meestal waargenomen tijdens de vleesvarkensfase. Op die leeftijd is de maternale immuniteit verdwenen en heeft de kiem zich voldoende verspreid onder de varkensstapel. Soms ziet men de eerste uitbraken op oudere leeftijd (> 80kg). Naarmate de tijd vordert, worden de dieren op steeds jongere leeftijd ziek, in uitzondelijke gevallen zelfs al in de kraamstal. Dit komt door toename van de infectiedruk.
Aanpak van App
De bereidheid tot het aanpakken van App is meestal groot bij varkenshouders die geconfronteerd worden met hoge sterfte ten gevolge van een App uitbraak. De uitbraak kan acuut zijn met hoge sterfte (in sommige gevallen tot 10-20% uitval) of kan een eerder chronisch verloop hebben met regelmatige, maar minder acute sterfte. De kosten van deze sterfte is duidelijk zichtbaar voor de varkenshouder. Nochtans zijn de “onzichtbare” kosten ten gevolge van borst- en longvliesverkleving (pleuritis) vaak hoger. In sommige koppels kunnen aan de slachtlijn tot 50% verklevingen waargenomen worden. Naast groeivertraging veroorzaakt pleuritis ook verliezen in het slachthuis ten gevolge van schade aan het karkas. In een Brits onderzoek werd berekend dat er per procent pleuritis een verlies van 70 gram karkasgewicht ten gevolge van schade aan het karkas optreedt.
Om App op bedrijfsniveau goed aan te kunnen pakken is eerst een goede diagnose nodig. Dit kan door sectie, waarbij de App bacterie in het lab kan gekweekt kan worden na monstername ter hoogte van de longletsels. Een extra aandachtspunt bij sectie is het zoeken naar een eventuele onderliggende oorzaken zoals griep, Mycoplasma,...
Om een goed beeld te krijgen van het probleem op een bedrijf kan het ook nuttig zijn om een slachtlijnonderzoek uit te voeren. Borstvliesontsteking of pleuritis in slachtvarkens is een belangrijke indicatie voor App. Daarbij is niet alleen registratie van het aantal letsels en grootte van het letsel belangrijk, maar ook de interpretatie: Hoe oud is het letsel? Welke vorm en structuur heeft het letsel? Gaan de letsels al dan niet gepaard met abcessen? Deze extra informatie kan een inzicht bieden in de infectiedynamiek op het bedrijf en kan helpen bij de keuze van de juiste aanpak.
Omdat de uitlokkende factoren zoals klimaat en transport vaak moeilijk aan te pakken zijn, wordt meestal overgegaan tot vaccinatie tegen App. App verschilt sterk van bedrijf tot bedrijf en de aanpak is onder andere afhankelijk van het type App op het bedrijf, de leeftijd waarop de ziektesymptomen optreden, de mogelijkheden tot aanpassing van het management enz... Daarom kan de vaccinatiestrategie complex zijn en vraagt deze een bedrijfsspecifieke aanpak waarbij vaccinkeuze, vaccinatietijdstip en keuze van de te vaccineren dieren (gelten, zeugen en/of biggen) nauwkeurig geëvalueerd moeten worden. Biggen mogen niet op te jonge leeftijd geënt worden. De aanwezigheid van maternale antilichamen kan immers verhinderen dat het vaccin goed werkt. Gelten- en zeugenvaccinatie zorgt voor een betere maternale immuniteit maar kan er ook voor zorgen dat het aantal App dragerbiggen vermindert (Gottschalk et al., 2017), wat een gunstige effect heeft op de infectiedruk. Hiervoor gebruikt men het best een vaccin welke gedode App bacteriën bevatten van hetzelfde serotype als er op het bedrijf aanwezig is. In Nederland zijn er momenteel geen vaccins beschikbaar die voor gebruik bij zeugen geregistreerd zijn.
Na de start van een vaccinatie is het verwachtingspatroon hoog gespannen. De ervaring leert dat men op bedrijven met grote problemen toch enkele maanden geduld moet hebben om het gewenste effect te verkrijgen. Zeker op bedrijven met een 1-week systeem, hoge infectiedruk, co-infecties,.. wordt het geduld van de varkenshouder vaak op de proef gesteld.
Een veel voorkomende vraag is of het mogelijk is om App te eradiceren. Dit kan enkel door een totale depop – repop van het bedrijf. Eradicatie aan de hand van vaccinatie is niet mogelijk. Vaccinatie zorgt voor een reductie van klinische symptomen, niet voor het verwijderen van de kiem uit de tonsillen van App dragerdieren. Ook eradicatie aan de hand van antibiotica is niet mogelijk en meermaals geprobeerd. De reden voor dit falen is het feit dat de toegediende antibiotica niet in staat zijn om de App bacteriën in de tonsillen van App dragerdieren te bereiken en af te doden. Daardoor blijven er steeds dragerdieren op het bedrijf aanwezig.
Conclusie
App is een complex bedrijfsprobleem. Klinische symptomen worden veroorzaakt door uitlokkende factoren of zgn. “triggers” zoals transport, slecht klimaat,... Een goede diagnose op basis van sectie, aangevuld met slachtlijnonderzoek is van groot belang voor het bepalen van de juiste controlemaatregelen. Een vaccinatiestrategie op maat voor het bedrijf aangevuld met de nodige managementmaatregelen, een gezond verwachtingspatroon en soms een beetje geduld vormen de basis van een goede App controlestrategie.
Bronnen
Tucker et al. (2009). Pleurisy in Pigs: Associated risk factors and impact on health, welfare and performance. BPEX report.
Sassu et al. (2017). Update on Actinobacillus pleuropneumoniae – knowledge, gaps and challenges. Transbound Emerg Dis. https://doi.org/10.1111/tbed.12739
Gottschalk M (2017). Prevention of the disease caused by Actinobacillus pleuropneumoniae (App); www.pig333.com, gepubliceerd in de sectie “Practical Experiences in Swine Disease Control”; 10 februari 2017.
Desrosiers (2004). Epidemiology, diagnosis and control of swine diseases. Proceedings of the Annual Meeting of the American Association of Swine Vets, p. 9-37
Chiers et al. (2010). Virulence factors of Actinobacillus pleuropneumoniae involved in colonization, persistence and induction of lesions in its porcine host. Vet. Res. 41:65-80
Guttiérrez et al. (1995). Efficacy of a variety of disinfectants against Actinobacillus pleuropneumoniae serotype 1. Am J Vet. Res. 56:1025-1029
Marois et al. (2009). Experimental infection of SPF pigs with Actinobacillus pleuropneumoniae serotype 9 alone or in association with Mycoplasma hyopneumoniae. Vet. Microbiol. 135:283-291