Nauwelijks verband Brabantse veehouderij en corona
Al sinds de uitbraak van corona in Brabant wordt gesuggereerd dat er een verband bestaat tussen de ernstige ziektegevallen van Covid-19 en de luchtvervuiling veroorzaakt door de fijnstofuitstoot van de veehouderij. Sommige vonden dat de kaarten van de verspreiding van Covid-19 en fijnstofkaarten duidelijke overeenkomsten vertoonden. De twee kaarten laten echter meer verschillen zien dan overeenkomsten, waardoor elke suggestie meer op een subjectief beoordelingsvermogen was gebaseerd dan daadwerkelijke feitelijke informatie. De veronderstellingen werden verder gemaakt op basis van slecht onderzoek uit onder meer Italië en later uit Nederland. De studies werden in haast uitgevoerd met te weinig data en bovendien nooit op hun inhoudelijke kwaliteit getoetst alvorens ze werden gepubliceerd.
Nieuw corona-onderzoek
In de afgelopen maanden was het toch even stil rondom luchtvervuiling, veehouderij en Covid-19. Waarschijnlijk door gebrek aan nieuw ‘bewijsmateriaal’. Het RIVM heeft aangegeven onderzoek te gaan doen, maar conclusies kunnen nog jaren duren. Afgelopen maandag publiceerden Britse wetenschappers van de universiteit in Birmingham echter een behoorlijk uitgebreid onderzoek, dat toe nu toe het meest diepgravende onderzoek naar luchtvervuiling en Covid-19 is. Dit keer wel een onderzoek dat de goedkeuring van menig ander wetenschapper kan wegdragen en in tegenstelling tot eerdere onderzoeken wel is getoetst.
Brabantse situatie
De onderzoekers keken ook naar de situatie Brabant. Zij concluderen, op basis van de cijfers van RIVM, dat het aantal ziekenhuisopnames en doden door Covid-19 toeneemt naarmate er meer fijnstof in de lucht zit. Volgens de wetenschappers veroorzaakt een toename van 1 microgram fijnstof statistisch gezien 13 tot 21 procent meer Covid-19 doden. De studie heeft zich echter gefocust op PM 2,5-fijnstof. Dit zijn zeer kleine fijnstofdeeltjes die vooral door verkeer en industrie worden uitgestoten, maar ook voor een deel door de ammoniakemissie van veehouderijen. Ammoniak wordt op zijn beurt weer vooral uitgestoten door de melkveehouderij en niet door de intensieve veehouderij, dat met name de veel grotere fijnstofdeeltjes PM 10 uitstoot. Deze vormen een aanzienlijker kleiner risico op de volksgezondheid dan PM 2,5. In de afgelopen jaren werd door de groep Nederlandse wetenschappers in de VGO studie (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden) voornamelijk naar PM 10 gekeken en kwam de focus op de pluimveehouderij te liggen, waarbij correlaties werden gevonden, maar geen oorzakelijk verband. Inmiddels heeft deze studie zijn ogen gericht op endotoxinen (bacterieel stof dat schadelijk kan zijn).
Ammoniak secundair fijnstof
De PM 2,5 bijdrage vanuit de veehouderij, is aanzienlijk kleiner dan uit verkeer en industrie. Bovendien gaat het wat betreft ammoniak om secundair fijnstof, dat zich in de hogere luchtlaag vormt en honderden kilometers kan verspreiden. Lokaal heeft ammoniak nauwelijks een effect op de PM 2,5 concentratie en zal de eventuele negatieve bijdrage van de veehouderij op de ernst van de ziekteklachten marginaal zijn. Het wijzend en beschuldigend vingertje vanuit de Brabantse antiveehouderijlobby dat de lokale veehouderij verantwoordelijk is voor het groot aantal ziekenhuisopnamen en coronadoden in Brabant en Limburg is daardoor onterecht. De ammoniakuitstoot en PM 2,5 bijdrage van de veehouderij kan echter wel op nationaal niveau worden berekend, maar dan moeten ook de buitenlandse invloeden meegewogen worden, want fijnstof uit ammoniak heeft een groot verspreidingsgebied.
PM 2,5 Nederland
Hoe ziet de PM 2,5 situatie er in Nederland uit? De fijnstofuitstoot van PM2,5 en PM 10 vermindert jaarlijks en Nederland blijft, op een paar pieken na, onder de Europese norm. Evenwel niet onder de veel strengere norm van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De luchtkwaliteit is volgens een onderzoek van het Longfonds in 1 op de 7 Nederlandse huizen het grootste deel van de dag onvoldoende als gevolg van fijnstof PM 2,5. Van het fijnstof PM 2,5 dat in Nederland circuleert, komt ongeveer 50 procent uit het buitenland, 30 procent heeft een natuurlijke bron (zee) en 20 procent is afkomstig uit Nederlandse antropogene ofwel menselijke bronnen.
Brabant kent met gemiddeld 13 tot 14 microgram de hoogste PM2,5 concentratie in Nederland (bron: RIVM zie kaart). Zeker in vergelijking met Noord-Nederland waar de fijnstof PM 2,5 concentratie 8 microgram bedraagt. Ook in de lucht van Zuid-Holland, Noord-Holland en Gelderland is de PM 2,5 concentratie hoger dan 8 microgram en wie naar het aantal ziekenhuisopnamen per hoofd van de bevolking kijkt, ziet dat deze vier provincies koploper zijn.
Gedegen onderzoek
Het klinkt derhalve plausibel dat er een verband is, maar een correlatie betekent niet direct ook een causaliteit. Bij de besmetting met Covid-19 en de ernst van de ziekteklachten zijn er veel meer oorzaken en aspecten te benoemen. De Britse onderzoekers hebben daarom met twintig factoren rekening gehouden, zoals leeftijd, gezondheid, opleidingsniveau en hoogte van het inkomen. Ligt de gemiddelde leeftijd in een bepaalde gemeente hoger dan is hierop gecorrigeerd. De onderzoekers vermelden zelfs dat ze het effect van carnaval meegewogen hebben. Ze concluderen dat dit weinig effect had en dat het verband tussen Covid-19 en luchtvervuiling sterk blijft. Hun advies luidt dat Nederland meer moet doen aan de luchtvervuiling om ernstige gevallen van corona te voorkomen.
Carnavalscijfers
In het Algemeen Dagblad wijst epidemioloog Lidwien Smit van de Universiteit Utrecht en onderzoeker van het VGO-rapport erop dat de Britten weliswaar veel factoren hebben meegenomen, maar niet de dimensie van tijd, waaronder de effecten van maatregelen, die Brabant heeft genomen om de epidemie in te dammen. Ook de manier waarop carnaval in de cijfers is meegewogen, roept bij de epidemioloog vragen op. Onno van Schayck, hoogleraar preventieve geneeskunde in Maastricht, is volgens het AD ‘onder de indruk’ van de Britse studie, maar noemt het opvallend dat de rol van luchtvervuiling groter blijkt dan die van bevolkingsdichtheid.