Varkenshouder moet meer kennis over voer krijgen
De zaal bij Ons Boerenerf zat met 150 bezoekers vol en de gesprekken waren levendig; onder meer tijdens de traditionele bedrijvencarrousel waar aan de hand van stellingen met deskundigen en varkenshouders wordt gedebatteerd. Na een interessant en boeiend verhaal van varkenshouder Martin van de Peut (54) over zelf voer inkopen en mengen, en een pleidooi van onafhankelijk voeradviseur Edward van Elsen over de regie van voer zelf ter hand te nemen, konden de aanwezige varkenshouders naar hartenlust debatteren in groepen over een aantal stellingen.
Genetica en voer
De stelling ’Genetica bepaalt de voersamenstelling’ behandelen Jan Altena en Twan Rovers van Voergroep Zuid. De stemming onder de varkenshouders is vijftig procent oneens en vijftig procent eens. „Je moet met voer het beste uit een varken halen. Een Deense zeug voer je anders dan een Topigs-20 zeug.” „Ik denk dat met name de gezondheid bepaalt hoe de voersamenstelling moet zijn. Er is altijd verschil in infectiedruk.”
Na een discussie blijkt dat het eigenlijk een combinatie is van beide toegevoegd met management en waarschijnlijk net zo belangrijk: de kwaliteit van de grondstoffen. Twan Rovers besluit de discussie: „De voersamenstelling wordt door veel factoreen bepaald. De varkenshouder kiest eerst voor de genetica en past daar onder meer zijn voer op aan. We kijken daarnaast ook naar de dagelijkse voeropname en passen het voer daarop aan. Maar uiteindelijk bepaalt de ondernemer wat voor een voer hij wil.”
Graanoogst en voerkwaliteit
‘De nieuwe graanoogst kost de varkenshouder geld’. Deze stelling behandelt Jos Vermeulen van Agrotechnics, maar de stelling kan volgens hem op twee manieren gelezen worden. Is dit nieuw graan in het algemeen of de graanoogst van dit jaar. De stemmers blijven daarom een beetje in dubio of ze het oneens of eens waren. „Te vers voer is niet goed, maar wie wacht tien weken om het graan te laten harden”, reageert een varkenshouder.
„Gebruiken jullie opslag?”, vraagt Vermeulen. Sommigen antwoorden met ‘Ja’. Men gaat er ook vanuit dat de voerleverancier hier goed mee omgaat en het graan eerst laten rijpen. Volgens Vermeulen heeft dat vooral te maken met de opslagcapaciteit van de bedrijven. Dat zou in ieder geval de verantwoordelijkheid van de voerleveranciers moeten zijn. „Er zijn altijd bedrijven die dat tientje extra toch willen pakken”, is een reactie. Diezelfde verantwoordelijkheid moeten leveranciers tonen ten aanzien van graan met bijvoorbeeld mycotoxinen. Dat is volgens Vermeulen dit jaar een risico, vanwege de soms slechte graankwaliteit. Er zijn normen voor mycotoxine, maar het blijft lastig om als boer te controleren of leveranciers zich hieraan houden.
Maatwerkvoer en rendement
Voerdeskundige Bram van den Oever van ForFarmers krijgt de stelling ‘Maatwerkvoer levert het hoogste rendement op’. Het grootste gedeelte van varkenshouders is het oneens met deze stelling. „Als voerleverancier 100 ton voer maakt voor 20 klanten dan is dat toch geen maatwerk”, zegt een varkenshouder. Van den Oever reageert: „We maken maatwerkvoer in opdracht van de klant en we slaan geen maatwerkvoer op.” Dat kan dus betekenen dat er voor 100 varkenshouders 100 voersoorten zijn, menen sommige varkenshouders. „Is zes soorten voer niet genoeg en is al dat maatwerk geen hype?”, is een reactie. Volgens de voerdeskundige is bij droogvoer mogelijk om slechts drievoersoorten te hebben.
Voor bijvoer ligt dat anders, omdat de boer te maken heeft met zoveel verschillende grondstoffen en kwaliteit. Als Van den Oever vraagt wie er van de varkenshouders inzicht heeft in de voersamenstelling, geven velen te kennen dit niet te hebben „De meeste varkenshouders hebben geen verstand van voer”, luidt het commentaar. Een varkenshouder zegt: „Ik probeer mij te verdiepen, maar de informatie van de voerleverancier blijft redelijk algemeen.” Varkenshouders moeten meer verstand van voer krijgen, is wel de mening van iedereen.
Voerkengetallen delen en sturen
Wilno van den Tillaart van Fransen Gerrits behandelt de stelling ‘De zeugenhouder stuurt meer op voerkengetallen dan de vleesvarkenshouder’. Velen zijn het oneens met deze stelling. Dat geldt namelijk alleen voor biggenvoer. De zeugenhouder kijkt niet zozeer naar twee kwartjes extra voerkosten, maar wel naar extra euro’s in de biggenprijs. De vleesvarkenshouder daarentegen heeft hogere voerkosten en let daar dus beter op. Een enkeling denkt echter dat juist de zeugenhouder veel meer met cijfers bezig is dan de mester en Van den Tillaart beaamt dat. „Zeugenhouders weten het wel, maar sturen er minder op.” Hij vraagt wie er een gesloten bedrijf heeft, want in zijn ervaring zijn juist deze boeren meer met kengetallen bezig. Dat wordt door een paar varkenshouders bevestigd.
De discussie verandert echter een beetje van onderwerp: varkenshouders moeten hun kengetallen delen met zeugenhouders en andersom. Meer transparantie naar elkaar toe. Hoewel die mening iedereen is toegedaan, is de praktijk anders. „Als ik aan de zeugenhouder vertel dat mijn kengetallen met zijn biggen goed zijn, gaat hij straks meer voor zijn biggen vragen.” „Vooral niet laten merken dat je tevreden over de biggen bent.” Ook naar de voerleverancier sturen varkenshouders liever niet hun kengetal. Maar toch vindt men dat er meer transparantie moet zijn, want dan is er meer uit het voer en varken te halen.
Voer en vruchtbaarheid
‘Vruchtbaarheidsproblemen hebben een voeroorzaak’. Jochem Adams van Lianol mag deze stelling met de varkenshouders behandelen. De helft is het oneens; voer heeft gedeeltelijk een invloed op vruchtbaarheid, is de mening. „In welke periode heeft voer het meest invloed op de vruchtbaarheid?”, vraagt Adams. In de kraamstal is het antwoord, maar men vindt ook dat tijdens de eerste periode van de dracht voer invloed heeft op de vruchtbaarheid.
Een van de varkenshouders gooit een knuppel in het varkenshok. „Je kunt tegenwoordig voeren wat je wilt, maar dat heeft geen effect meer op een betere vruchtbaarheid. We hebben veel te veel biggen en de kwaliteit van de zeug en big gaan daardoor achteruit. Er moet een rem op. We zijn doorgeschoten.” Opvallend genoeg is een groot aantal varkenshouders het hier mee eens. Maar wellicht moet het voer tegenwoordig ook veel beter op het genetisch potentieel afgestemd worden. „Er wordt teveel met gemiddelde voersamenstellingen gewerkt en dat kan voor sommige zeugen een verkeerde samenstelling zijn. Daarnaast heeft het voer soms slechte grondstoffen met onvoldoende benutting voor de zeug”, besluit een varkenshouder de discussie.
Zelf mengen goedkoper
Bruno van Calster krijgt de stelling ‘Met zelf mengen valt het grootste financiële voordeel te behalen’. Van Calster vond dat die stelling juist is, mits er aan een aantal voorwaarden voldaan wordt. „Welke voorwaarden zijn dit?”, vraagt hij. "Omvang, technische resultaten, kennis van de varkenshouder, ervaring, tijd en inzet, techniek.” „Veel boeren ontberen de kennis over voer”, reageert een varkenshouder.”„ Zelf mengen vraagt ook om veel tijd en inzet”, zegt Van Calster.
„Er is ook passie voor voer nodig.” Dat beamen de varkenshouders. Iedereen die zelf mengt moet het echt willen en altijd op zoek gaan naar de beste grondstoffen. „Je bent hier 365 dagen in het jaar mee bezig”, is een reactie. Van Calster wil weten hoeveel procent van de Nederlandse boeren op dit moment in staat is om zelf te mengen. De aanwezige varkenshouders denken tussen de 20 en 30 procent. Het zijn vooral de zeugenhouders die voor zelf mengen wellicht te weinig tijd hebben. „Het kan natuurlijk interessant zijn om dit met een groep van tien boeren te doen”, oppert een varkenshouder. Volgens Van Calster heb je dan wel een voerspecialist nodig en moet het logistiek goed gestructureerd worden: „Dan kan je het wellicht beter doen dan de voerleverancier.”
Woensdagavond 26 oktober is bij voldoende animo de extra Pig Business thema-avond Voeding in Nederweert-Eind. De aanvangstijd is 19.30 uur.