Aantal varkens is sinds 1950 met factor 6,7 gestegen
Volgens CBS hebben de processen van intensivering en schaalvergroting bijgedragen aan de sterke productie- en productiviteitsgroei in de landbouw. Desondanks daalde de bijdrage aan het bruto binnenlands product in diezelfde periode van 15 naar 1,5 procent.
Voor de Nederlandse overheid was in de jaren vijftig het veilig stellen van de voedselvoorziening van groot belang. Maar ook in de jaren zestig en zeventig werd de productie van de land- en tuinbouw flink gestimuleerd. De productie en de productiviteit van de land- en tuinbouw schoten daardoor omhoog. In 2015 produceerden boeren vijf keer zoveel als in 1950. In 1950 werden bijvoorbeeld 53 miljoen kg komkommer en 2,7 miljard kg suikerbieten geoogst. In 2015 waren dat 405 miljoen kg komkommer en 4,9 miljard kg suikerbieten.
Toename productie veeteelt
Een paar voorbeelden in de veeteelt: het aantal varkens steeg tussen 1950 en 2016 met een factor 6,7 van 1,9 miljoenstuks in 1950 tot 12,4 miljoen stuks in 2016. In 1956 legden de 33,0 miljoen leghennen in Nederland 224 miljoen kg eieren. In 2012 waren er bijna 42,8 miljoen leghennen die 672 miljoen kg (10,3 miljard) eieren legden.
Voor de melkveehouderij geldt eenzelfde verhaal. In 1950 gaf een gemiddelde melkkoe 4 duizend liter melk per jaar. In 2015 was dit 8,2 duizend liter, ruim het dubbele.
Schaalvergroting
Innovatie, schaalvergroting en mechanisering waren de achterliggende processen bij de stijging van productie en productiviteit. De kleine, extensieve gemengde bedrijven van 1950 maakten plaats voor de grote, intensieve en gespecialiseerde bedrijven van nu. Het aantal landbouwbedrijven liep terug van 410 duizend in 1950 tot 55 duizend in 2016. Het gemiddelde boerenbedrijf besloeg in 1950 ongeveer 5,7 hectare. In 2016 was dat 32,4 hectare.
Mestproductie
De intensivering leidde tot een grotere mestproductie. In 2016 produceerde de Nederlandse veestapel 78,1 miljard kg mest. In 1950 was dat nog 49,02 miljard kilogram. Koeien droegen daar ruim 82 procent aan bij, varkens 13 procent en pluimvee 2 procent. De bijdrage van de melkkoeien is overigens ruim 60 procent. Ook de fosfaatproductie nam toe: van 117,1 miljoen in 1950 naar 177 miljoen in 2016.
De piek in de mest- en fosfaatproductie ligt tussen 1980 en 1990. Toen werd er 87,45 miljard kilogram mest geproduceerd en 229,1 miljoen kilogram fosfaat. Overigens neemt de mest productie sinds 2005 (70,1 miljard kilogram) toe, maar kent de totale hoeveelheid fosfaat niet diezelfde groei (169,7 miljoen kilogram in 2005). Per kilogram mest wordt er dus minder fosfaat geproduceerd.