'Minder produceren niet oplossing voor betere varkensprijzen'
Dat zei Heribert Qualbrink, inkoopmanager van de Duitse slachterij Westfleisch dinsdag 7 februari op de Agrar Unternehmertagen in Münster. Landbouwcritici beschuldigen veehouders vaak van overproductie. Voor varkensvlees ligt de zelfvoorzieningsgraad in Duitsland momenteel op ongeveer 122 procent. Daarom vroegen bezoekers van de vakbeurs in Münster of een lagere (varkens)vleesproductie mogelijk is.
Volgens Qualbrink is een lagere varkensvleesproductie niet de oplossing voor betere prijzen. „Ongeveer 20 procent van het varkensvlees is bestemd voor de versmarkt. Daar kan een etiket op, zodat de consument kan zien dat het vlees onderscheidend is.”
Helft voor wereldmarkt
„Circa 20 tot 25 procent wordt verwerkt. De rest wordt echter geëxporteerd en is bestemd voor de wereldmarkt.” China is volgens hem slechts één van exportmarkten. Ook landen buiten de EU zijn belangrijke exportmarkten. Zelfs de biologische consument eet geen poten, oren, buiklappen of goulash. Die delen moeten allemaal buiten de EU op de wereldmarkt geëxporteerd worden. De vaste kosten kun je niet verlagen door minder te produceren. Daarom leidt minder produceren in Nederland en Duitsland niet tot hogere varkensprijzen.”
„We kunnen ons niet van de wereldmarkt afkoppelen”, voegt Dr. Albert Hortmann-Scholten van de Landwirtschaftskammer Niedersachsen hier aan toe. Hiermee bedoelt hij dat Duitse en Nederlandse varkenshouders grotendeels voor de wereldmarkt moeten blijven produceren omdat ruim de helft van het varkensvlees buiten de EU geëxporteerd wordt.
Hortmann-Scholten was in zijn betoog kritisch op de politiek. „Die bedenkt steeds meer regels voor Duitse varkenshouders waardoor hun kostprijs omhoog gaat.” Als voorbeeld noemde hij Spanje, waar veel nieuwe stallen goedkoop en zonder te hoeven voldoen aan dierwelzijnseisen gebouwd worden.