LTO pleit bij Schippers voor voedselministerie en sterk Europa
„Neem het belang van de Nederlandse land- en tuinbouw voor de economie, het landelijk gebied en klimaat en energie ruimschoots mee in uw overwegingen", schreef Calon in een brief aan de formateur.
Hij wijst daar op het belang van een open Europese markt. „Aangezien twee derde van al onze producten wordt geëxporteerd, waarvan het merendeel binnen Europa, is de interne markt voor ons van levensbelang", stelt hij. „Een kabinet dat de uitgangspunten van de EU ondermijnt zou desastreus zijn voor de Nederlandse agrarische sector."
Verderop in de brief wijst Calon op de noodzaak van een ministerie van Voedsel en Landschap. Dat kan zorgen voor een integraal beleid op landbouwgebied, en dat is nodig voor een verdere verduurzaming van de voedselproductie en voor de kwaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. Ook vraagt hij aandacht voor een sterk kennis- en innovatiesysteem.
60 jaar Europa
Ook Klaas Johan Osinga onderstreept het belang van Europa voor de Nederlandse landbouw. „Iedere keer als er een land bijkwam in de Europese samenwerking, gingen wij meestal naar dat land exporteren", vertelt de LTO-beleidsmedewerker in een videop op de site van de EU. „De positie van de Nederlandse boeren en tuinders is zo sterk geworden met dank aan de Europese samenwerking."
Osinga beschrijft de angst van Nederlandse boeren bij de start van de EU, dat ze in een open markt het onderspit zouden delven tegen concurrentie van de Fransen en de Duitsers, en dat dat onterecht is geweest. Maar de gemeenschappelijke markt, met een gelijk speelveld en open grenzen heeft de positie van de Nederlandse boeren juist versterkt. „Als je in de jaren '50 bijvoorbeeld sperciebonen wilde exporteren naar België, dan moest daar bijna iedere keer een apart verdrag voor worden afgesloten", geeft hij als voorbeeld. „En dan kon je in augustus misschien twee weken lang boontjes exporteren."