Fijnstof: rol huishoudens veel groter dan veeteelt
Dat blijkt uit informatie van het Vlaamse onderzoeksinstituut ILVO, gepubliceerd door de Vlaamse landbouwnieuwsdienst Vilt. Een team van emissiespecialisten van het Vlaams Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) cijfers over fijnstof in en rond stallen verzameld. De fijnstofconcentraties in Vlaanderen worden nauwkeurig bijgehouden en berekend door de Vlaamse Milieumaatschapij (VMM).
Uit de cijfers blijkt dat de landbouw een grote bron is van 'totaal stof' (alle maten stofdeeltjes bij elkaar). Het landbouw-gerelateerde aandeel stof in de lucht bedroeg 42 procent in 2014. Van dat percentage komt 35 procent uit de veeteelt, oftewel 15 procent van het ‘totaal stof’. De bijdrage vanuit huishoudens, industrie en transport waren dat jaar respectievelijk 27, 14 en 15 procent.
PM10 en PM2,5
Niet alle stofdeeltjes zijn even schadelijk. Deeltjes die groter zijn dan 10 micrometer worden door de neus vastgehouden en uitgescheiden via het slijmvlies. Die grote deeltjes tellen mee in het cijfer 'totaal stof'. Dit stof is vooral hinderlijk, omdat het neerslaat in de woon- en leefomgeving, aldus Vilt.
Deeltjes kleiner dan 10 micrometer (aangeduid met PM10) kunnen in de luchtwegen terechtkomen. De Wereldgezondheidsorganisatie geeft aan dat er vanaf PM10 schadelijke effecten zijn. Vooral deeltjes van 2,5 micrometer (PM2,5) vormen een grote risicofactor voor de gezondheid.
Die stofdeeltjes komen bij inademing in de longen terecht en kunnen daar ontstekingsreacties veroorzaken en de zuurstofopname bemoeilijken. Ook is er sprake van een mogelijk verband met een toename van de viscositeit van het bloed, wat een negatief effect heeft op de werking van de hartspier.
Afgenomen
In de categorie PM10 zit landbouw in 2014 op een aandeel van 27 procent. De veeteelt produceert daarvan ongeveer 60 procent, oftewel 16 procent van het totale gehalte. De laatste 20 jaar is de hoeveelheid PM10 van de veeteelt met 13 procent afgenomen. In 2014 vertegenwoordigden de huishoudens een aandeel van 40 procent van de totale PM1- emissies, en industrie-, transport- en energiesector respectievelijk 16, 15 en 1 procent.
Stookseizoen
Als wordt ingezoomd op de emissie van PM2,5, dan zijn de huishoudens verantwoordelijk voor verreweg het grootste aandeel. Dat heeft vooral te maken met het stookseizoen. De emissie varieert van jaar tot jaar, van 30 tot 65 procent, naargelang het een strenge of zachte winter was.
In 2014 bedroeg het aandeel van de industrie 20 procent, van transport 16 procent en van de energiesector 1 procent. De landbouw was verantwoordelijk voor 6 procent. Daarbinnen komt 83 procent uit de veeteelt. Veeteelt telt dus voor 4,9 procent van het aandeel PM2,5.
Sinds 1995 werd volgens de VMM en opvallende daling van 47 procent opgetekend in de landbouw. Die daling zou deels te wijten zijn aan de dalende veestapel, en de daling van het energiegebruik samen met de omschakeling naar aardgas in de glastuinbouw.
Roet
Naast de grootte van de stofdeeltjes is ook de samenstelling van groot belang. Sommige deeltjes zijn schadelijker dan andere. Elementair koolstof, beter bekend als roet, is mogelijk één van de belangrijkste vervuilende deeltjes als het gaat over fijn stof en gezondheidseffecten.
Roet bevat stofdeeltjes die ontstaan bij onvolledige verbranding van brandstoffen. De grote hoeveelheden zeer kleine deeltjes hebben bovendien doorgaans een coating van kankerverwekkende verbindingen, zoals poly-aromatische koolwaterstoffen.
Ook deze indicator, elementair koolstof, komt voor het leeuwendeel voort vanuit de huishoudens (verwarming van woningen) en vanuit de transportsector. De landbouwsector in zijn geheel is verantwoordelijk voor minder dan 2 procent in 2014. Sinds 1995 werd hier een reductie opgetekend van 71 procent (van 190 naar 56 ton fijn stof). Veeteelt is goed voor 20 van de 56 ton van de landbouwsector (35%), of voor in totaal 0,64 procent van deze uitstoot, aldus Vilt.