Weinig Nederlandse interesse voor anti-berengeur voer
Dumoulin ontwikkelde het voerproduct, Taintstop, samen met het Belgische Instituut voor landbouw en visserijonderzoek. (ILVO).Na de introductie begin dit jaar zijn de Belgen alweer een aantal onderzoekstappen verder. Uit een gesprek met Werner Reuter, woordvoerder van het Dumoulin blijkt dat de Belgen zich behoorlijk inspannen om chirurgisch castreren per 1 januari 2018 te beëindigen. Het speciale voer van Dumoulin biedt een alternatief voor de castratie van biggen.
Niet 11 maar 1 procent
Het bedrijf heeft inmiddels drie gevaloriseerde proeven uitgevoerd. De eerste was met nakomelingen van de Piëtrain op hybridezeugen. In een tweede onderzoek hadden de vleesvarkens de Deense Ducoc als vader. Werner Reuter: „Dat was een uitdaging voor ons. De Duroc staat bekend om de vererving van hoge androstenon-gehaltes. Onder dezelfde omstandigheden bleek uit een test met een geurpanel dat in de ad random geselecteerde controlegroep 11 procent het vlees de typische berengeur had. Maar, in de groep die vanaf 3 weken voor slacht het speciale voer kreeg, vertoonde slechts 1 procent de berengeur.” Volgens Reuter blijkt uit ander onderzoek, dat ILVO zelf uitvoerde, dat het voer gegeven vanaf twee weken voor de slacht eenzelfde effect gaf: vermindering van de berengeur.
Factor 7-8 x minder
Uit een vierde onderzoek, waar wederom de Piëtrain als vader gold, bleek dat hoeveelheid Scatol verminderde van 79 ppb naar 30 ppb. Uiteraard dankzij het speciale voer, vanaf drie weken voor de slacht. Reuter: „Ten opzichte van de zogenoemde cutoff-waarde (geurgrens) ligt dat niveau op een factor 7 tot 8 maal lager dan wat je kunt waarnemen.
Genetica
De woordvoerder van Dumoulin vertelt verder dat er in Frankrijk en in Denemarken veel interesse is voor het speciale voer: „Vanuit Nederland is er weinig belangstelling voor deze innovatie en voor het product. Maar het wordt ook nog niet grootschalig gebruikt in de praktijk. En het hele probleem met berengeur is hiermee nog niet opgelost, daarvoor zijn bijvoorbeeld ook nog andere oplossingen in de genetica nodig.”