Autovaccins winnen aan populariteit
„Ik zie een trend dat er vaker autovaccins gebruikt worden," Dat zegt Arjan Schuttert, De Oosthof dierenartsen. „Zeker nu er sinds een paar jaar eindelijk een goed adjuvans beschikbaar is. Daarvoor waren de resultaten vaak slecht.” Bij een autovaccin, bijvoorbeeld tegen streptococcen, wordt een bedrijfseigen vaccin bereid. Schuttert verduidelijkt: „Op een varkensbedrijf kunnen streptococcen van de types I, II, VII maar meestal IX voorkomen. Van deze typen zijn meerdere sub-stammen bekend. Ze komen zelfs naast elkaar voor.” Omdat er geen geregistreerd vaccin tegen streptococcen bestaat mag je een autovaccin laten bereiden en gebruiken. Na een halfjaar moet je de voorkomende types weer in kaart brengen, voor een eventueel nieuw bedrijfseigen vaccin.
Minder groepskuren
Opzet bij zo’n autovaccinatie - tegen het einde van de dracht – is om via de zeug, de biggen te beschermen. Schuttert: „Varkenshouders die het toepassen melden dat ze minder groepskuren hoeven te doen. Dat vermindert het antibioticagebruik. Bovendien signaleren ze, indien er toch een infectie is, een milder ziekteverloop bij de biggen. Het autovaccin maakt de mogelijkheden voor sturing bij ziektes gemakkelijker.” Acute hersenvliesontsteking met snelle dodelijke afloop komt minder voor volgens Schuttert; vaak treedt dat twee tot drie weken na het spenen op.
Bewust biggen overleggen
Volgens Schuttert is een goed biestmanagement, zeker bij grotere tomen, een belangrijke factor voor goede resultaten met autovaccins: „De varkenshouder zal bewust bezig moeten zijn met overleggen. Want elk big moet voldoende biest aangeboden krijgen. Dat is van levensbelang om de goede beoogde weerstand op te bouwen.” Toch blijft de overgang van het maternale immuniteitssysteem en het goed functioneren van eigen afweersysteem van de biggen een bottleneck volgens de varkensarts: „Die omslag zit tussen zes tot acht weken na de geboorte. Met autovaccins en goede biestvoorziening probeer je de periode van de maternale immuniteit te verlengen”.
Om de vier weken vaccineren
Overigens niet uitvoerbaar, niet slim en ook niet toegestaan nog meer vaccins ‘in één potje te stoppen’: dat zou de varkenshouder arbeid besparen, maar het aantal kiemen per ziekte wordt kleiner. „De werking kan daardoor in gevaar komen,” meent Schuttert. „Wij adviseren vaccinaties om de circa vier weken te doen en dan maximaal tegen drie ziektes.” Het immuunsysteem van een varken is in staat meerdere immuunprikkels tegelijk verwerken. „Maar”, waarschuwt Schuttert, „het immuunsysteem heeft minstens twee weken per ziekte nodig om een goede immuniteit op te wekken”