Draagvlakvergroting bij Coalitie Vitale Varkenshouderij
Tot dusverre bestond de ViVa alleen uit een samenwerking tussen de Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV), Rabobank en het ministerie van Economische Zaken. De mogelijkheid voor andere partners om zich aan te kunnen aansluiten stond reeds bij oprichting open. De vier nieuwe ketenpartners roepen dan ook andere bedrijven op zich aan te sluiten bij de Coalitie: ‘Er is een breed draagvlak in de keten nodig om verdere verduurzaming van de varkenshouderij te realiseren. De krachten moeen gebundeld worden om alle schakels in de keten te versterken.’ Deelname is overigens niet vrijblijvend. Het aangaan van een partnerschap brengt verplichtingen met zich mee zoals concrete projectafspraken maken met elkaar en het beschikbaar stellen van financiële middelen.
Toekomstbestendig maken
Coalitievoorzitter Uri Rosenthal zegt over de grote uitdagingen waarvoor de Nederlandse varkenshouderij staat om toonaangevend te worden op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid: „Het vitaal en toekomstbestendig maken van de Nederlandse varkenshouderij is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle partijen, die actief zijn in de varkensketen. Ketenpartners zullen allemaal hun steentje moeten bijdragen aan de verdere uitrol van het Actieplan.”
Varkenshouders zullen daarbij actief moeten inspelen op de veranderende wensen van hun afnemers en de consumenten. Een intensief samenwerking met andere partijen in de keten, zoals slachterijen en de retail, moet leiden tot een beter economisch rendement van de sector.
Transitie
Binnen het Actieplan Vitalisering Varkenshouderij zijn dit jaar al diverse regelingen voor varkenshouders opengesteld. ‘Deze regelingen zijn er op gericht om de samenwerking in de Nederlandse varkensketen te bevorderen, wereldwijd toonaangevend te blijven op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid en het rendement op de varkensbedrijven te versterken’, zegt Rosenthal. De komende twee jaar zijn volgens hem beslissend. ‘Als we samen de schouders eronder blijven zetten, kunnen we de transitie maken naar een ‘nieuwe’ Nederlandse varkenshouderij.’