Goede discussies tijdens Pig Business thema-avond
PIA lastig te zien
Rutger Jansen leidde namens Boehringer Ingelheim de workshop, net als een week eerder in Dalfsen. Tijdens deze workshop lichtte hij toe hoe complex het darmstelsel is en hoe verschillende vaccins met elkaar interacteren. Specifiek ging hij in op PIA. Op de vraag van Jansen hoeveel varkens volgens de zaal besmet zijn met PIA, was het antwoord zo’n 50-75 procent.
Volgens Jansen geeft dat aan dat PIA vaak lastig te zien is, want in werkelijkheid is maar liefst 81 procent van de varkens besmet met PIA. Jansen: „Je ziet dat biggen ‘het niet doen’, maar in dat geval kan het van alles zijn, bijvoorbeeld PIA. Als varkens acute PIA hebben, dan is dat wél weer duidelijk te zien aan de zwarte mest.” Ook kent Jansen geen bedrijf dat volledig negatief is getest op PIA.
Varkenshouders in de zaal geven aan dat zij hun gezondheidsinvesteringen voornamelijk evalueren op factoren zoals voederconversie en groei. Volgens Jansen zijn dat niet de enige zaken om in de gaten te houden: „Bij chronische PIA is de groei minder, maar ook de uniformiteit is een stuk minder. Uiteindelijk heeft dat ook gevolgen voor de prijs die je ontvangt voor je varkens.”
Bijvoeren in de kraamstal
Bruno van Calster, dierenarts bij NuScience, wilde met zijn workshop de aanwezige varkenshouders overtuigen dat bijvoeren in de kraamstal loont. Biggen zijn namelijk vooral gewend om zeugenmelk te verteren. Het is echter ook van groot belang om de big zo vroeg mogelijk te laten wennen aan vast voer. Volgens Van Calter kan je het beste zo vroeg mogelijk en zo vaak mogelijk beginnen met bijvoeren, als ’t kan vier keer per dag.
De dierenarts geeft aan dat je biggen echt moet aanleren om vast voer te eten. Van Calster: „Gebruik daarbij grondstoffen die de big smakelijk vindt, zoals zoet en zout. Dat is belangrijk voor een goede voeropname. En voer je granen bij? Bedenk dan dat biggen het liefst gepelde haver eten.”
De big op tijd aan het eten krijgen is belangrijk voor de ontwikkeling van de darmvilli, de ‘vingers’ in de darmen die de nutriënten opnemen. Van Calster: „Bovendien zien we dat biggen die niet voor het spenen zijn bijgevoerd, na het spenen later en minder eten. Daardoor kun je al gauw 1,5 kg mislopen aan het eind van de ronde.”
Richten op geboortegewicht
Frank Schapendonk en Henri de Vries, respectievelijk zeugen- en vleesvarkensspecialist bij ForFarmers, lichtten trends in de markt en sector toe aan de hand van onderzoek en cijfers. Ze zien dat het aantal bedrijven afneemt, maar dat op de resterende bedrijven meer en zwaardere biggen aanwezig zijn.
De hoeveelheid voer dat gegeven wordt, neemt echter niet toe. Daaruit blijkt dat de voederconversie in de dieren sterk groeit. Daarentegen zien beide heren dat het geboortegewicht van biggen gemiddeld ook lager wordt.
Schapendonk geeft aan dat als we onze uitval willen verlagen, we ons dan moeten richten op het geboortegewicht. „Een laag geboortegewicht betekent namelijk een lagere overlevingskans. Dat is een flinke uitdaging, want tomen worden steeds groter.” Volgens De Vries is bewust zijn van de kengetallen op je bedrijf belangrijk om kansen te benutten. „Door bewustzijn zie je gauw kansen om te optimaliseren. Mede door bewuste optimalisatie zijn we tegenwoordig steeds beter in staat om betere resultaten te behalen met lichtere biggen.”
Voerrendement bepaal je zelf
Twan van de Moosdijk van Voergroep Zuid gooide bij het begin van zijn workshop meteen een stelling in de groep: ‘Voerrendement bepaalt u echt zelf’. Dat leverde veel instemmende reacties op. Van de Moosdijk benadrukte daarbij dat vertrouwen in de voerleverancier belangrijk is, maar ook zelfkennis; weten wat voor type ondernemer je bent en wat het beste bij je past.
Wat betreft het component ‘voer’ in de bedrijfsvoering zei Van de Moosdijk: „Het is misschien een dooddoener, maar de zwakste schakel bepaalt de kracht van de keten. We kunnen wel een gouden zak met voer leveren, maar als er daardoor minder aandacht uitgaat naar goed vaccineren en goede huisvesting, dan werkt je voer ook niet optimaal.”
Daarop volgde een vraag uit de zaal: „Pas je daar dan het voer op aan?” Volgens Van de Moosdijk hoeft dat niet. „Dan pak je de zwakste schakel aan. Als dat het voer zelf is, dan kan je als voerleverancier een klantspecifieke voersamenstelling proberen.” Volgens hem zijn te veel boeren te gefocust op het voer als zich problemen voordoen bij de varkens. „Het voer hoeft lang niet altijd het probleem te zijn. Een klantspecifieke voersamenstelling biedt dan ook geen oplossing.”