Belang van een goed afgestelde koelkasttemperatuur
Uit een recente ondervraging van varkenshouders op een intensieve landbouwbeurs (LIV Hardenberg, Nederland) blijkt dat 80% van de ondervraagden de ideale temperatuur voor bewaring van vaccins kent, namelijk tussen de +2°C en +8°C. Om een goed beeld te krijgen van de situatie in de bedrijven werd een praktijkstudie uitgevoerd op 126 bedijven. Hierbij werd de temperatuur van de bewaarkoelkasten voor vaccins gemeten met een minimum-maximum thermometer. Deze werd telkens gedurende 45 minuten in de koelkast geplaatst, waarna de temperatuur werd genoteerd.
Bij 3% van de koelkasten lag de temperatuur te laag (< +2°C) en bij 19% van de koelkasten lag de temperatuur te hoog (> +8°C). Slechts bij 71% van de koelkasten in deze studie lag de temperatuur binnen de aanbevolen range (+2°C tot +8°C) (Figuur 1).
In de diergeneeskunde is weinig onderzoek gedaan naar de negatieve gevolgen van vaccins met een verminderde effectiviteit. In de humane geneeskunde daarentegen is uitgebreide literatuur beschikbaar en hieruit blijkt dat bewaarfouten negatieve gevolgen hebben, afhankelijk van het type vaccin. Te koude bewaring (< +2°C) en mogelijke bevriezing zijn voor geïnactiveerde en subunitvaccins zeer nadelig. De te lage temperatuur veroorzaakt een beschadiging van het adjuvans (= vloeistof die zorgt voor stimulatie van de immuunrespons), waardoor het vaccin niet meer zijn maximale effectiviteit in het dier bereikt.
In de diergeneeskunde behoren heel wat vaccins tot dit type, zoals vaccins voor Mycoplasma hyopneumoniae, PCV-2 en SIV. Een te hoge temperatuur (> +8°C) is vooral nadelig voor levende vaccins (vaccins die in een gevriesdroogde toestand getransporteerd en bewaard worden en die pas bij gebruik opnieuw met vloeistof worden gemengd om onmiddellijk te gebruiken). De te hoge temperatuur tast de potentie van het vaccin aan en dat leidt tot een vermindering van de immuunrespons na toediening. In de diergeneeskunde behoren meerdere vaccins tot dit type, zoals vaccins voor PRRSV en Escherichia coli.
Alle diergeneeskundige vaccins, en ook eventueel het oplosmiddel, dienen dus bewaard te worden tussen +2°C en +8°C, omdat zowel koudere als warmere temperaturen schadelijk kunnen zijn voor sommige vaccins.
Een andere interessante bevinding uit de humane geneeskunde is dat de kans op een afwijkende koelkasttemperatuur duidelijk verhoogd met de leeftijd van de vaccinkoelkast. Het risico op afwijking wordt groter vanaf het moment dat de koelkast de leeftijd van 10 jaar heeft bereikt, met een sterke verhoging van de kans op afwijkingen vanaf 30 jaar. In de diergeneeskunde, en in het bijzonder op veebedrijven, zien we vaak dat koelkasten een 2de leven leiden in de stal, nadat ze eerst in de keuken of kantoor dienst hebben gedaan. Dit is uiteraard een zorgwekkende vaststelling met het leeftijdsrisico in gedachte.
Een laatste punt is een duidelijk gebrek aan voldoende kennis over de juiste opslagmethode van vaccins. Eén van de meest gestelde vragen door veehouders is: ‘Hoeveel graden moet de vaccinkoelkast hebben?’.
Een algemeen advies is dat zowel de veehouder als de dierenarts meer aandacht moeten hebben voor de juiste bewaring van vaccins. Verder moet elke koelkast op z’n minst een minimum-maximum thermometer bevatten en moet de koelkasttemperatuur op regelmatige basis gemonitord worden. Om hierin de nodige routine te brengen, kan het dagelijks registreren van de gemeten minimum en maximumtemperatuur in de vaccinkoelkast een goed begin zijn.
10-punten plan voor goede bewaring van vaccins:
- Optimale koelkasttemperatuur is tussen +2°C en +8°C.
- Gebruik steeds een minimum-maximum thermometer. Deze geeft niet alleen de actuele temperatuur aan maar onthoudt ook de minimum en maximumwaarde over de periode tot de laatste ‘reset’.
- Levende vaccins (PRRSV, E. coli) zijn vooral gevoelig voor een te hoge temperatuur (> 8°C).
- Geïnactiveerde, dode (M. hyopneumoniae, SIV) en subunit (A. Pleuropneumoniae toxines, PCV-2) vaccins met een adjuvans zijn vooral gevoelig voor te kouden temperatuur (< 2°C) en in het bijzonder bevriezing.
- Vernieuw uw koelkast tijdig. Oudere koelkasten hebben een hoger risico op een foutief afgestelde temperatuur.
- Gebruik een koelkast zonder ingebouwd vriesvak.
- Bewaar vaccins nooit in de deur van de koelkast. De temperatuur in de deur varieert veel meer dan in de koelkast zelf.
- Controleer de verschillende niveaus in de koelkast. Deze kunnen een verschillende temperatuur hebben.
- Werk steeds volgens het FIFO-principe (first in, first out) bij opslag van vaccins. Gebruik de vaccins met de meest nabije vervaldatum eerst.
- Vermijd contact van vaccins met de achterwand van de koelkast. Dit kan tot bevriezing leiden. Voorkom dit door een stukje isolatie tegen de achterwand te leggen.
Tekst: Elanco