Vroege mycoplasma-besmettingen: ook op uw bedrijf mogelijk
Om het verloop van een mycoplasma-infectie te begrijpen, zijn een aantal punten van belang:
- Ieder dier dat met mycoplasma besmet wordt, zal gedurende 200 dagen drager en uitscheider zijn.
- Hoe vroeger biggen geïnfecteerd raken, hoe groter de gevolgen aan het einde van de vleesvarkensfase1.
- Het intensieve neus-neus contact tussen zeugen en biggen is de belangrijkste infectieroute en vindt dus al plaats kort na de geboorte.
- Vooral jonge zeugen vormen een belangrijkste infectiebron voor de biggen in het kraamhok.
Vooral jonge zeugen zorgen voor besmetting in kraamhok
De meeste zeugenstapels zijn mycoplasma-drager. Omdat zij al immuniteit hebben opgebouwd tegen de mycoplasma, veroorzaakt het daar zelden problemen. Via de biest geven de zeugen de afweerstoffen door aan hun biggen. Jonge zeugen/gelten vormen daarentegen het grootste risico. Deze hebben hun eigen immuniteit nog niet zo goed ontwikkeld als de oudere zeugen. Als zij in de 200 dagen voor de eerste worp met mycoplasma in contact komen, zullen zij de kiem massaal uitscheiden en zo hun biggen vlak na de geboorte besmetten via neus-neus contact in het kraamhok.
Vroege infectie = minder groei en meer antibioticum
Besmette biggen zullen in hun verdere levensloop andere dieren waarmee zij in contact komen infecteren. Mycoplasma is al die tijd sluimerend aanwezig in de big en verspreidt zich geleidelijk over de andere dieren. U kunt een besmetting herkennen aan de kuchende biggen en/of vleesvarkens verspreid over het hele hok.
Deze typische droge hoest zal de dieren niet dusdanig ziek maken; koorts en/of het verminderd eten wordt niet altijd opgemerkt. Wel kan een infectie zorgen voor minder groeiprestaties en een verhoogd antibioticumverbruik, met bovendien vaak maar een gedeeltelijk en/of tijdelijk effect. Een niet uniforme groep is vaak het gevolg, waardoor u de hokken minder vlot kunt uitladen en all-in/all-out werken moeilijker wordt. Uiteindelijk zorgt een mycoplasma-besmetting daarmee voor een slechtere uitbetaling door de slachterij.
De risicofactoren voor vroege mycoplasma herkennen
Wetenschappers onderzochten de belangrijkste risicofactoren voor een vroege mycoplasma-infectie. Herkent u uw bedrijf in één van onderstaande profielen, wees dan extra alert en overleg met uw dierenarts voor een aanpak in de vroege biggenfase.
- Hoog vervangingspercentage (›40%) (Maes, et al.)
- Groot aantal kraamhokken per afdeling (Nathues, et al.)
- Geen strikte all-in/all-out toepassing (Nathues, et al.)
- (Te) koude biggennesten (Nathues, et al.)
- Tandjes in het biggennest worden niet geslepen (minder colostrum) (Nathues, et al.)
- Gelegen in een varkensdicht gebied (Maes, et al.)
Vraag uw dierenarts naar de PigScan Rekentool om de mycoplasma-besmetting op uw bedrijf in beeld te brengen. Heeft u te maken met een besmetting in het kraamhok of rond het spenen en missen biggen de nodige bescherming in deze kritische periode? Dan kan eventueel vroeg vaccineren (vanaf 1 week leeftijd) een oplossing bieden. Overleg met uw dierenarts voor bedrijfsspecifieke managementoplossingen en vaccinatiekeuze. Voor een optimaal vaccinatieresultaat en gezonde, uniforme biggen.
Referenties
- Fano et al., Effect of Mycoplasma colonisation at weaning on disease severtity in growing pigs, Can JVet Res 2007,71:195-200
- Villarreal et al., Early Mycoplasma hyopneumoniae infections in European suckling pigs in herds with respiratory problems: detection rate and risk factors. Vet. Med. 2010, 55(7) 318-324
- Nathues et al., Herd specific risk factors for Mycoplasma hyopneumoniae infections in suckling pigs at the age of weaning, Acta Vet Scand. 2013; 55(1): 30.
- Maes et al., Cursus bedrijfsdiergeneeskunde, Ugent, 1999.
- Nathues et al., Individual risk factors for Mycoplasma hyopneumoniae infections in suckling pigs at the age of weaning, Acta Veterinaria Scandinavica 2013, 55:44
- Maes et al., Control of Mycoplasma hyopneumoniae infections in pigs, Veterinary Microbiology 126 (2008) 297–309