Column: Op vakantie in Zeeland naar de slager
Dit jaar ben ik in Nederland gebleven en aan de Zeeuwse kust ervaren hoe de toeristen genieten van Nederlands voedsel. Gelukkig zat er een goede slager in de buurt voor een heerlijk stukje vlees. Deze slager was duidelijk gericht op de liefhebber en verkocht diverse varkensvleesproducten met een klinkende (merk)naam.
Pata negra ham
Zo was er pata negra ham te koop, worstjes van een bepaald merk en echte Zeeuwse paté. Aan de andere kant van vitrine heerlijke hamburgers, speklappen, koteletten, etc.. Maar hier geen klinkende namen die herkomst en kwaliteit verraden. De slager verdient alle credits voor een mooi product en kan net wat meer vragen dan de supermarkt in hetzelfde winkelcentrum.
Dat geld heeft hij ook hard nodig om te blijven innoveren. Dat is goed maar helaas verandert dat niets aan de situatie van de producent van het vlees, de varkenshouder. En het grote publiek, dat niet bij de vakslager koopt, blijft varkensvlees zien als een relatief goedkope vleessoort.
Ons varkensvlees
En 'dankzij' sommige milieugroeperingen heeft het ook nog een ongezond en milieubelastend imago. De verkopers van ons varkensvlees (slager en supermarkt) steken hun energie niet in het verbeteren van dat imago.
A-merken hebben daar minder last van. Zij zorgen zelf voor de communicatie naar de consument en gebruiken de retail voor de verkoop. Zij dwingen hun plaats in het schap af en zorgen dat de klant in de winkel vraagt naar hun producten.
Kunnen we dat met varkensvlees ook? Zou de klant van de supermarkt gaan vragen naar dat heerlijke Nederlandse varkensvlees? Van varkens die goed zijn gehouden en gevoerd en minimaal behandeld zijn met antibiotica? En zouden supermarkten in het buitenland ook die vragen krijgen van hun klanten?
Hogere segment
Succesvolle voorbeelden uit andere agrarische sectoren zijn er wel. De Zespri-kiwi is er één van en ik vind dat FrieslandCampina er goed in slaagt de Nederlandse zuivelproducten in het hogere segment te plaatsen. Belangrijk in deze successen is dat de producent en niet de supermarkt het merk heeft. Want degene die het merk heeft, kan waarde toevoegen en de marge maken.
In Nederland hebben we dat goede imago (door middel van een merk?) niet alleen nodig om te verkopen, maar ook om een ‘license to produce’ te verwerven. De Nederlandse burger moet het goed vinden dat we hier veel varkens houden, waarvan het grootste deel wordt geëxporteerd.
Dat hebben ze in Denemarken toch goed voor elkaar. Hun premier is trots op Deens varkensvlees, als belangrijk onderdeel van de Deense culinaire cultuur. Zou Mark Rutte ook een goed woordje willen doen voor het fantastische product dat we maken?