Column: Genetica heeft grote invloed op resulaten
Waar we tijdens het fokkerijdebat de Deense genetica nog misten, neemt dit jaar TGZ deel aan de bedrijvencarrousel, evenals Topigs, Hypor, PIC-NL, Preferent KI en Fokkerijgroep Oost. KI Mobiel geeft i.s.m. onze bedrijfsberen een live demonstratie en dr. Jan Bielfeldt van German Genetic presenteert de marktvraag van onze belangrijkste afzetland Duitsland.
Dinsdag de fokkerijavond met alle relevante partijen in de showroom. Waarom bijna de helft van de varkenshouders in de afgelopen twee jaar van genetica veranderde.
Grote verschuivingen marktaandeel
Drie jaar terug voorspelde Hypor directeur Antoon van den Berg dat Deense genetica in rap tempo naar 25 procent Nederlands marktaandeel zou stijgen. Wat zeugen betreft is dat inmiddels uitgekomen, met name grotere bedrijven zijn massaal overgestapt. De Deense Duroc is niet gevolgd, daarentegen heeft de Piétrain flink marktaandeel verovert, waarbij PIC-NL de grootste groeikansen benut heeft.
Fokkerijgroep Oost heeft tegen de verdrukking in succesvol de Topigs-50 bij een specifieke groep vermeerderaars geïntroduceerd. Grote wereldspelers als PIC en Hypor houden kleine zeug-aandelen in Nederland, de Topigs-20 heeft fors marktaandeel in moeten leveren.
Genetische verschillen hooguit 5 procent
De nabije toekomst voorspellen kan niemand. Wie herinnert zich nog de enorme groei van Dalland eind jaren tachtig na het winnen van de merkentoets. Zestig verkopers op de beurs, begin jaren negentig groot feest met duizenden relaties vanwege het 25-jarig bestaan, amper een jaar later was het over en uit…. Dan de opkomst van de Engelsen, UPB, Coneywood, JSR, Cotswold, massa’s varkenshouders de boot op en er gehersenspoeld weer af.
Wie de laatste 3 jaar niet zeker 3 keer naar Denemarken gereisd is, hoort er in de ogen van veel collega’s al niet meer bij. Onzin natuurlijk, genetische verschillen zijn op onderdelen groot, op financieel saldo beperkt het zich tot hooguit 5 procent.
Marktvraag belangrijkste trekker
Zeker is dat marktvraag de belangrijkste trekker vormt, dit uit zich in toeslagen op de alom bepalende notering NordWest. Deze moet een afspiegeling vormen van de waarde die een vleesvarkenshouder hecht aan een big. Vermeerderaars met meer dan 800 zeugen hebben vrijwel allen in de afgelopen 2 jaar een bod van zes euro toeslag jaarrond (2012, 2013 en afgelopen weken 58 euro excl. BTW) gekregen.
De Denen hebben zondermeer de biggen duur gemaakt en gehouden afgelopen zomer. Nederlandse vermeerderaars hebben met eigen ogen gezien dat de Deense collega's zelf nauwelijks betere saldi draaien dan ons, ze zien ook ter plekke de nadelen van winkelnering, hoge uitval, vervanging en voerkosten.
Fokkerijkenmerken in balans
Hollanders zouden echter geen Hollanders zijn wanneer ze niet van mening zijn dat zij betere ondernemers en vakmannen zijn dan anderen. Dat valt echter in deze te betwijfelen, wie een klein beetje fokkerijverstand heeft weet dat zeker 30 bedrijfskenmerken elkaar in balans houden. Waar middels selectie op één kenmerk extreem gefokt wordt, leveren andere kenmerken in. Uiterlijk is dit niet altijd gelijk zichtbaar, saldo-technisch zeker.
De toegevoegde waarde van 1 extra big staat globaal gelijk aan de waarde van 100 kg. zeugenvoer, een uur arbeid, wel/niet castreren, investeren in moederloze opfok, het laatste zou je overigens niet eens moeten willen, de maatschappij kijkt ook mee.
25 euro kenmerkverschillen
Alle financiële saldoverschillen opgeteld over de afzonderlijke kenmerken bedragen 25 euro per big (zie blog “Een euro per big”). Ook de allerbeste vakman/ondernemer steekt bij lange na niet deze volle 25 euro in de zak. Niet alles, maar wel een groot deel hiervan wordt namelijk sterk verklaard door geneticakeuze. Deze keuze wordt zichtbaar in zowel positieve alsook negatieve invloeden per kenmerk.
Fokkerijorganisaties die hun product kunnen laten ondersteunen door harde valuta in de vorm van toeslagen zijn echter koopman. Ratio of emotie, onderbouwing of fingerspitzengefühl, de snelle euro wint in deze altijd. De marktvraag trekt harder dan de optelsom van bedrijfsinvloeden.