Column: Wijkers en blijvers
Zo ook vandaag, de voorspelling is dat we in rap tempo naar nog slechts 1.000 varkenshouders gaan met 1.500 tot 2.000 locaties, het is echter niet simpel te stellen wie tot de 3.000 volgende wijkers behoren. Toch is er telkens weer die liberale roep om enkel beleid te maken voor de blijvers, roep van velen ook die zonder het zich te beseffen er zelf niet bij gaan horen.
Stoppers zie je niet
Ik denk dat we als eerste baat hebben bij meer rendement in de varkenshouderij en dat dit uiteindelijk ten goede komt aan zowel degenen die doorgaan als degenen die uittreden. Wanneer een collega, groot of klein, stoppen wil voor een voor hem acceptabel bedrag, hoeft niemand daar jaloers op te zijn, ook al wordt daardoor de Nederlandse varkenshouderij een beetje kleiner in omvang.
Beleid van overheden (ngo’s) zorgt er wel voor dat schaalvergroting onverminderd doorgaat, er staan geen nieuwe boeren op en ngo's kopen ook zelf geen wenselijke kleine bedrijfjes op om voort te zetten. Meepraters hebben we al meer dan genoeg, het gaat om de primaire producenten, beter maar richten op een professionele club van 1.000. Stoppers zie je niet, ze laten hun stem ook niet horen op vergaderingen. Toch zou het wenselijk zijn dat er een stukje sociaal gevoel komt in het verder liberaal bepaalde vitaliteitsplan. Een korte opsomming van de stand van zaken vandaag, reden genoeg om te herstructureren.
Bijzonder beheer
In de statistieken wordt meestal over bedrijven gesproken, nu nog afgerond 5.000 in totaal, deze in handen van 4.000 ondernemers. Hiervan is de helft gespecialiseerd en deze 2.000 ondernemers verzorgen 90 procent van de Nederlandse varkensstapel. Rabo topman Ruud Huirne liet zich onlangs ontvallen dat ze met 800 varkenshouders intensief in gesprek zijn over de toekomst, lees bijzonder beheer. Tel daar de andere banken bij op en bijna de helft van de gespecialiseerde varkenshouders valt in deze niet benijdenswaardige categorie.
Dan tellen we ’s lands tweede noodfinancier nog niet mee, de mengvoerindustrie. Niemand heeft zicht op de vele tientallen miljoenen die hier door varkenshouders aan krediet gestald zijn. Wel zijn er publicaties van coöperatieve jaarverslagen waarin meerdere miljoenen oninbaar afgeboekt worden. Vrijwel elke Nederlands varkensbedrijf staat onder water, hetgeen inhoudt dat bij verkoop (executie, ziekte, leeftijd, enz.) de verkoopprijs lager ligt dan de financiering. Kortom, de barometer staat fors onder nul.
Geen kosten mestafzet
De komende dagen ben ik weer eens op bezoek bij Oost Duitse collega’s, van origine Hollands en slechts 5 uur verderop. Zij verdienen ook met de huidige prijzen nog geld, oké niet veel, maar genoeg om bij de eerste opleving alweer te groeien in eigen vermogen. Geen kosten voor mestafzet, hoge gezondheid en daarmee een hoge opbrengst levert samen al 8 euro netto per big meer op in vergelijking met hun oude thuisland. Ik zie er nauwelijks luchtwassers en de zeugen staan allen minimaal 4 weken na dekken vast in boxen. De voordelen zetten zich door in de vleesvarkenshouderij, hier ook geen mestafzetkosten, betere opbrengsten, in de stallen volledig roostervloeren.
Ik mag ze verklappen dat ik thuis dit jaar niet aan aflossen toe kom (5 euro per big) en 60 procent meer voor de mestafzet betaal in vergelijking met 2014. We dachten dat mestverwerking zou zorgen voor minder druk op de mestmarkt en daarmee per saldo lagere prijzen zouden krijgen. Feit is dat de dure mestverwerking prijszettend is en al het andere lijdzaam volgt. Het zijn niet de aanbieders of afnemers die de mestafzetkosten bepalen, maar belangenclubs als Cumela en DCA.
Vitaliteitsplan
Wie op onze FarmFocus site zoekt op het trefwoord “Vitaliteitsplan” komt 12 artikels tegen tot zes jaar terug welke hier op ingaan. Eenvoudig is het niet, maar zeker moedig van onze POV dat ze er serieus inhoud aan willen geven. Als eerste is het wenselijk om de huidige situatie eerlijk te schetsen en van daaruit te handelen. Het is zeer ongezond wanneer binnen een ‘modern’ huwelijk de partner met een baan buitenshuis alle privéuitgaven mogelijk maakt en dat de varkenshouder enkel dertig jaar op de varkens past en per saldo inteert op zijn vermogen.
In de eerder genoemde jaarverslagen kom je voerdirectie inkomens tegen variërend van 300.000 tot 1.300.000 (1,3 miljoen!) euro. Zo bont hoeft het ook weer niet, maar de jaarkosten van een doorsnee voorlichter á 100.000 euro zou een groot-risicodragend varkenshouder toch ook jaarlijks minimaal bij moeten schrijven na gedane arbeid. Zelf geloof ik in een kleinere maar vooral professionelere varkenshouderij in Nederland, zelfstandige ondernemers die opereren als zijnde een integratie. Ik wil daar met mijn familie graag bij horen, maar zekerheid is er allerminst. Het is al bijzonder dat ik in 1988 met 30.000 collega's startte en nu nog tot de 2.000 ondernemers met gespecialiseerde bedrijven behoor.
Sanering
Eén ding is wel zeker, gestuurd of ongestuurd saneert de varkenshouderij gewoon verder. Zonder ingrijpen zeer koud, met ingrijpen hooguit lauw. Uittreden en weer herstarten op nul is voor velen al stukken beter dan terecht komen in de schuldsanering. Alleen al om deze reden is een gestuurde sanering en krimp de moeite waard om besproken te worden. Banken en grote toeleveranciers zullen verliezen gaan incasseren en kunnen het lijden. Waar in het verleden dit verlies gelijk ten laste kwam van de blijvers, is dat vandaag minder vanzelfsprekend.
Zo maken toekomstgerichte bedrijven vaak al gebruik van losse grondstoffen en deze marktprijzen worden niet bepaald door de voerindustrie, je kunt de onbewerkte granen ook rechtstreeks kopen bij de akkerbouwer. De complete notitie zo ik die voorgelegd heb aan de regisseurs van het huidige Vitaliteitsplan en in lijn is met de FarmFocus Vitaliteitsplannen van de laatste zes jaar valt hier te lezen.
Bron: FarmFocus