Column: Goed voer inkopen doe je samen met de verkoper
Goed inkopen doe je samen met de verkoper. Dat leerde ik van professor Van Weele (www.arjanvanweele.com) op de Technische Universiteit in Eindhoven. Zijn stelling is dat een goede inkoper niet beslist op basis van prijs. Het gaat om het 'total cost of ownership' (TCO). Nu is de heer Van Weele opgegroeid in de techniek en betekent TCO dat je bijvoorbeeld niet alleen de prijs van een machine moet bekijken, maar ook het transport, de installatie, testwerk, afgekeurde producten tijdens testwerk, etc.. Uiteindelijk tel je alle kosten op die je hebt gemaakt om de machine draaiend in huis te hebben en je hebt TCO. Bij voer kunnen we ook over TCO praten. Uiteindelijk wordt voer vlees of biggen (in geval van varkens) en kun je pas de TCO bepalen als je weet hoeveel je produceert met een kg voer.
Gelukkig is voer maken een vak en is het vergelijken van een label niet genoeg. Ook het recept uitrekenen alleen o.b.v. nutriëntwaarden volstaat niet. Onze varkens doen aan topsport en moeten dus topvoeding hebben. Dan kunnen allerlei details de doorslag geven. Daar hebben de meeste mengvoerbedrijven specialisten voor in dienst. Zij bepalen, samen met de klant, welk voer het beste past. Maar…. doet hij dat voor een redelijke prijs?
Dat heb je als veehouder zelf in de hand. De voerprijs wordt voor 80 procent bepaalt door de grondstofkosten. Dus een eenvoudig recept met 'goedkope' grondstoffen is het goedkoopste. Gezonde varkens die goed in hun vel zitten, groeien het hardste met vaak eenvoudig voer. De meeste discussie over de voerindustrie betreft de toegevoegde kosten. Critici beweren dat er te veel geld wordt uitgegeven aan zaken waar de boer niets aan heeft. Als het gaat om reclame, overhead en inefficiënte organisaties kan ik daar in meegaan. Er wordt echter ook (collectief) geïnvesteerd in kwaliteit, voedselveiligheid en voedingsonderzoek. Die zaken zijn van levensbelang voor de toekomst van de veehouderij in Nederland. Op dat gebied zijn we namelijk niet in concurrentie met elkaar maar met andere landen. En op kosten verliezen we het in de Nederlandse veehouderij van landen als Spanje, Polen en de Verenigde Staten. Kwaliteit en innovatie maken ons onderscheidend.
De kosten van advies, productie en transport zijn wat dat betreft interessanter en daar zit ook een belangrijke kostenbesparing die samen te realiseren is. Ik noem enkele voorbeelden waarmee een veehouder invloed heeft op de kosten van de voerleverancier:
- Hoe vaak komt een adviseur op bezoek om zaken door te nemen en hoeveel tijd heeft hij dan nodig?
- Heb ik nog een andere adviseur nodig voor voeradviezen?
- Hoe snel betaal je de rekeningen?
- Bestel je volle vrachten en op tijd?
- Zit je leverancier ver weg?
- Koop ik direct bij de bron of zit er nog een handelaar tussen?
Op de middellange en lange termijn is voor de inkoop van voer de TCO bepalend. Aangezien voeradvies en efficiënte productie en logistiek daar bepalend voor zijn, is een goede samenwerking noodzakelijk. En samenwerken betekent samen werken. Dat we het nu in Nederland al goed doen wat betreft een efficiënte voerindustrie bewijst de Rabobank in hun rapport 'farm inputs weekly' van 9 november. De Nederlandse voerindustrie blijkt zeer efficiënt wat betreft toegevoegde kosten en door de goede voerconversie zijn de kosten per kilogram vlees laag. Maar we kunnen (en moeten) nog beter.