Plan van aanpak mestfraude 'goede eerste stap'
Het plan van aanpak behelst vier sporen. Het eerste spoor is het bewerkstelligen van een cultuuromslag, van het huidige ‘fraude mag’ naar ‘fraude is fout’. Boeren moeten hun verantwoordelijkheid nemen en andere partijen aanspreken op fout gedrag. Een belangrijk punt is het bewust maken dat fraude de bedrijfscontinuïteit in gevaar brengt.
Een tweede spoor is het opstellen van een private borging in de keten. Mineralenstromen moeten transparant worden door een betere administratie, er komt een certificeringssysteem voor ondernemers in de mestverwerkingsketen. Het wordt een ketensysteem, waarin gecertificeerde ondernemers enkel mest afnemen van andere gecertificeerde ondernemers.
Dit alles moet technologisch worden ondersteund; dat is het derde spoor. Systemen worden zo ingericht dat onrealistische fosfaat- en stikstofdata niet worden geaccepteerd, en digitalisering van informatiestromen moet zorgen dat gegevens niet handmatig gemanipuleerd kunnen worden.
Het vierde spoor behelst samenwerking in de mestverwerking en het samen bijdragen aan een totaalvisie over de mestketen. Daarbij hoort ook het vergroten van de mestverwerkingscapaciteit.
Reactie
In haar brief schrijft Schouten dat ze positief is over het opzetten van een systeem van certificering, waarbij de gecertificeerde schakels enkel zaken doen met andere gecertificeerde ondernemingen. „Zo wordt de druk groot om mee te doen met het systeem en dus zuiver te handelen”, stelt ze. Ze wil dat ook andere partijen, zoals de verwerkende industrie en de retail, zich hierbij aansluiten. Ze vindt dat deze private certificering zo snel mogelijk moet worden ingevoerd.
Schouten staat ‘niet negatief’ tegenover het vergroten van de mestverwerkingscapaciteit, maar het zal volgens haar niet de hele druk op de mestmarkt wegnemen.
Het plan is ook voorgelegd aan de NVWA. Die merkt op dat het belangrijk is dat de gestelde doelen SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) moeten worden geformuleerd. De instantie concludeert ook dat met het plan de fraudeprikkel niet wegneemt.
Ondersteuning overheid
De overheid zal zelf het plan ondersteunen met meer effectieve handhaving en met een meer fraudebestendige regelgeving. In gebieden waar de waterkwaliteit achterblijft zal de overheid meer gericht gaan handhaven, waarbij NVWA en RVO nauwer gaan samenwerken met provincies, waterschappen, gemeenten en omgevingsdiensten. Daarmaast gaat RVO kijken of het mogelijk is om subsidies aan bedrijven die frauduleus zijn, niet uit te betalen of weer in te trekken.
Daarnaast wil Schouten de regelgeving robuuster maken. Daarbij wil ze uitzonderingen op de regels zoveel mogelijk schrappen, want juist de uitzonderingen werken fraude in de hand en maken de handhaving moeilijker. De minister onderkent dat de regels op het gebied van mest erg complex zijn, en dat dat extra lasten legt bij ondernemers en bij de overheid. Ze zegt daarom toe aan een vereenvoudiging van het complex van wetten en regels omtrent mest te werken.
Interview
In een interview in NRC Handelsblad vertelt de minister dat de cultuur van het afdekken, het wegkijken en het samenspannen haar schokte. „Iedereen heeft elkaar nodig, met elkaar houden ze dit in stand”, stelt ze. De overheid heeft volgens haar de neiging om bij problemen meer regels op te leggen. „Maar als de sector zich er zelf niet van bewust is dat fraude onacceptabel is, blijf je achter de feiten aanlopen.”
In de krant geeft ze aan dat er financiële sancties zijn voor ondernemers die toch frauderen. De Rabobank, mede-opsteller van het plan, zal deze bedrijven geen nieuwe financiering bieden, en de overheid zal de subsidies aan bedrijven die blijken te frauderen, onder de loep nemen. De 200 miljoen euro die het kabinet heeft gereserveerd voor een warme sanering in de varkenshouderij zal dan niet naar die bedrijven gaan.
Schouten geeft aan dat er discussie is over wat nu precies fraude is. „Er zijn natuurlijk evidente fraudeurs”, zegt ze. „Maar wat als er sprake is van een administratieve verschrijving? En wat te doen bij twintig verschrijvingen? Daarover vindt nu discussie plaats.”
Tekst: Wim van Gruisen
Zoon van een Zuid-Limburgse pluimveehouder met eigen slachterij, geschoold als econoom. Sinds 2011 in dienst van Agrio, waar hij artikelen schrijft voor de regio- en vakbladen en de Agrio-websites. Zijn focus lag aanvankelijk op landbouweconomie, tegenwoordig vooral op de Haagse en Brusselse politiek.
Beeld: Ellen Meinen, Susan Rexwinkel