De brief van Henk Breman: ‘Het kind en het badwater’

Meer aandacht voor de gezondheid van mens, bodem, water en lucht is absoluut belangrijk; risicovolle bestrijdingsmiddelen moeten waar maar mogelijk worden teruggedrongen. Ik hoop u er echter van te overtuigen dat duurzamer produceren onmogelijk wordt wanneer kunstmest en bestrijdingsmiddelen op één hoop worden gegooid. Steun boeren bij het ontwikkelen van landbouw met meer aandacht voor natuur en milieu, zonder dat daarbij het hart van de gangbare landbouw verloren gaat: kunstmestgebruik voor optimale gewasvariëteiten en de inherent lage kosten per kilo product. Nederland voeden is dan geen enkel probleem, de wereld voeden blijft een hele klus.
Er is nog een element dat de u aangereikte alternatieven gemeen hebben; in een context van wereldwijde landhonger wordt gekozen voor het delen van landgebruik met de natuur. De gangbare landbouw kiest voor het sparen van land voor de natuur, door de landbouwproductie op de beste gronden zo hoog mogelijk op te schroeven. Te lang heb ook ik te weinig onderkend dat daarbij de bodem, planten en dieren zelfs buiten landbouwgebieden te lijden hebben. Dat geldt het sterkst voor intensieve varken- en pluimveeteelt op de armste gronden, die, in kader ‘land sparen’, eerder aan de natuur gelaten zouden moeten worden.
Waar, zoals in Nederland, de zorg voor bodem, water en lucht op de tweede plaats is gekomen, wordt het moeilijk de voordelen te zien van de keus voor ‘land sparen’. Toch toonde een recente studie dat de combinatie van de gangbare landbouw met ‘land sparen’ tot grotere biodiversiteit leidt dan bio landbouw gecombineerd met ‘land delen’. Ik liet zelf zien dat voor Afrika geldt dat met kunstmestgebruik in de landbouw de olifantendichtheid meer dan evenredig toeneemt. Waar niet of nauwelijks kunstmest wordt gebruikt is natuurbescherming ineffectief; door bevolkingsdichtheid en lage landbouwproductiviteit is alle land nodig om de mens te voeden.
Waar naast bestrijdingsmiddelen ook kunstmest wordt afgewezen, is alle land nodig om genoeg te produceren. Gelooft u het niet wanneer u wordt verteld dat daarbij opbrengsten gehaald worden die 80% bedragen van die van gangbare landbouw. Studies die dat suggereren betreffen slechts akkerbouw. Om die opbrengsten mogelijk te maken worden grote hoeveelheden voedingsstoffen zoals stikstof, fosfor en kalium aangesleept via (kracht)voer, mest, compost en groenafval. En dat terwijl biologische veeteelt waarvan mest wordt betrokken, weer grote hoeveelheden stro en krachtvoer van elders aansleept. Ik schat dat biologische akkerbouw de mest van 5 hectare biologische veehouderij nodig heeft, wanneer die veehouderij op zijn beurt geheel grondgebonden is, zonder aanvoer van (kracht)voer en stro van elders.
Mevrouw de Minister, Drenthe, een provincie met arme gronden, heeft zelfs meer akkerland dan weiden! Dat heeft niets met de natuurlijke potentie van Drenthe te maken. Honderdvijftig jaar geleden, vóór aanvoer van VAM compost en veevoer, vóór overbemesten van de arme zandgronden, vóór zure regens met 25 – 75 kg/ha/jaar stikstof aanvoer, had je in Drenthe 4 hectare weide op 1 hectare akker. Boeren hadden 2,5 ha weide nodig voor één grootvee eenheid, de melkproductie was 200 l/ha/jaar en de akker produceerde 1.300 kg graan.
Grondgebonden biologische landbouw zou in Drenthe opbrengsten in de buurt van die van Drenthe vroeger behalen. Drenthe van toen leek sterk op het Afrika zonder kunstmest van nu. Hoe kan het dan dat opbrengsten van biologische akkerbouw en –veehouderij respectievelijk 80% en 50% van die van de gangbare bedrijven halen? En dat terwijl de bio veehouders de mest van hun bedrijf geheel of grotendeels voor zich zelf houden om hun productie op peil te houden.
Het antwoord is “mee liften” met de gangbare landbouw, met zijn voedingsmiddelen aanvoer van elders, die uit kunstmest inbegrepen. Zonder die kunstmest zal het niet lukken, daarvoor is de bevolkingsdruk in Nederland en in de wereld veel te hoog; landbouw zonder kunstmest kan slechts niche markten bedienen. Daarom vraag ik u, Mevrouw de Minister, om in het overleg tussen boeren, milieu organisaties en de overheid, er voor te zorgen dat kunstmest en bestrijdingsmiddelen niet op één hoop worden gegooid. Laat a.u.b. het kind niet met het badwater weggooien!
Henk Breman
Gepensioneerd agrobiolooog en landbouwadviseur
45 jaar ervaring in ontwikkelingslanden
Tekst: Henk Breman