Slechts 28 procent niet-gecoupeerde staarten blijft intact
De doelstelling van NRW project was dat 95 procent van de staarten intact zou blijven, maar ondanks een verscheidenheid aan maatregelen bleef slechts 28,3 procent van de staarten ongeschonden. Geen enkele bedrijf bereikte het doel van 95 procent. De resultaten laten zien dat het voor de Duitse varkenshouders uiterst lastig is om direct te stoppen met couperen en dat er nog veel moet veranderen om de doelstelling te bereiken.
4200 ongecoupeerde varkens
Er waren ongeveer vijftig Duitse varkensbedrijven die deelnemen aan het project om bij een gedeelte van hun varkens de staarten niet meer te couperen. Per bedrijf werden gemiddeld 85 dieren niet gecoupeerd met een totaal van ongeveer 4200 ongecoupeerde varkens.
De bedrijven werden uitgebreid en intensief voorbereid en begeleid. Zo werd van elk bedrijf een sterkte- en zwakteanalyse gemaakt en werden controles en aanpassingsmaatregelen uitgevoerd. Ook werden verschillende organische speelmaterialen en water uit drankjes aangeboden.
Volle volledige krulstaart
Ondanks alle inzet en maatregelen waren ontnuchterend. Na de speenbigfase was nog steeds 93,5 procent van de staarten intact, halverwege de groeifase bleef iets meer dan de helft van de staarten ongeschonden (50,9 procent) en aan het eind van de productie had slechts 28,3 procent van de varkens nog een volle krulstaart. Bij ongeveer 69 procent van de varkens trad een gedeeltelijk verlies van de staart op en bij 0,4 procent werd aan het einde van de periode een volledig staartverlies waargenomen.
Voer en gezondheid
Het is opmerkelijk dat geen van de bedrijven de doelstelling van 95 procent haalde, maar er waren wel verschillen tussen bedrijven onderling. Maatregelen ter voorkoming van verder staartbijten, zoals afleidingsmateriaal, leken wel een positieve impact te hebben en konden op die manier meer staartschade voorkomen.
Tijdens het project werden wel enkele factoren geconstateerd, die staartbijten veroorzaakten. Vaak waren het storingen of veranderingen management die leidden tot staartbijten, zoals voerstoringen of veranderingen in voerregime, klimaat- en ventilatie of zelfs weersveranderingen. De grootste boosdoener waren diergezondheidskwesties.