Column: Dat onderbuikgevoel
Ook het imago van de varkenshouderij zorgt vaak voor zo’n onderbuikgevoel. En niet alleen bij burgers! Is het terecht dat de sector, of u als varkenshouder, zich daarover zorgen maakt? Het overgrote deel van Nederlandse bevolking draagt de agrarische sector toch een warm hart toe? Ik hoorde ooit eens een getal van 97,3 procent noemen… „We moeten trots zijn op onze sector”, zei een van de sprekers tijdens onze Pig Business Jaarspecial. En we mogen trots zijn op de sector: De export van Nederlandse landbouwgoederen steeg weer in 2017. Nu gaat het in totaal om 91,7 miljard euro. Vlees en bereide vleesproducten waren goed voor bijna 12 procent hiervan; ruim 18 miljard euro! Realiseert u zich hoeveel restproducten we voor BV Nederland tot waardevolle dierlijke eiwitten transformeren!
Ons komt méér eer toe en minder ‘schande’-geroep. Maar dat moeten we dan wel claimen. Met frauduleuze praktijken valt geen eer te behalen. Maar ‘Het overgrote deel van de varkenshouders is geen mestfraudeur’ kopt een van onze achtergrondartikelen. De varkenshouder is geen fraudeur maar slachtoffer van slecht bestuur. En van slechte wetgeving want er zijn hiaten in de mestwetgeving. En dát onderbuikgevoel leefde bij u natuurlijk al langer.
Bij de keuze van genetica op bedrijfsniveau spreekt de onderbuik vaak ook mee. Varkenshouders zijn zich niet altijd bewust van de noodzaak van een uitgebalanceerde aanpak in de moderne varkensfokkerij. Voor de keuze van eindberen bestaat een tool, met een economisch model, dat het saldo van alternatieven in beeld brengt. ‘Ten opzichte van het genetisch potentieel laten we nog altijd 10 euro per vleesvarken liggen.’ Dus jaarlijks 120 miljoen euro; 30.000 euro per bedrijf. En dát prikkelt vast uw onderbuikgevoel om de thema-avond Fokkerij te bezoeken.